Wanneer Japanners in Vancouver gaan winkelen of wanneer Amerikanen eventjes naar Parijs…
Wanneer Japanners in Vancouver gaan winkelen of wanneer Amerikanen eventjes naar Parijs vliegen om te gaan dineren, betekent dit dat er iets mank loopt met de wisselkoersen tussen de betrokken munten. De relatieve waarde van de munten wordt dus ook door de gewone man bepaald. Doch, de gewone man kan enkel ‘arbitreren’ als het koopkrachtverschil tussen munten tenminste de prijs van de verplaatsing tussen de betrokken staten bereikt. Dit verklaarde Professor GERALD O’DRISCOLL in een opmerkelijke speech voor een select gezelschap economen van het Belgische VON MISES instituut op dinsdag 25 oktober 1988.
Het belang van deze waarschuwing mag niet onderschat worden. Onder monetaire economen worden thans immers debatten gevoerd over de determinanten van de wisselkoersverhoudingen. De Amerikaanse econoom WALLAGE stelde bijvoorbeeld dat er gewoon geen determinanten zijn voor die wisselkoersen, noch de intrinsieke waarde, noch de intrestvoet, noch de koopkrachtpariteit. Daartegenover heeft men nog altijd een hele reeks economen die het hebben over de “verdediging van de nationale munt” en van monetaire politiek.
Tijdens de discussie op het VON MISESINSTITUUT werd vooral door Professor VAN DUN benadrukt dat alles erop wees dat de overheid wel iets kon doen – een monetair beleid hebben – doch dat er geen enkele manier was om te voorspellen wat de gevolgen van de ingrepen zullen zijn. Hij vergeleek dit met het bekende “CLOUZOT-effect”, te weten dat juist het tegenovergestelde effect wordt bereikt dan bedoeld. Dit zou thans ook het geval zijn voor de waarde van de dollar. De Amerikaanse regering zou van alles kunnen doen, maar de gevolgen zullen steeds onvoorspelbaar blijven. Professor O’DRISCOLL die lid is van de raad van bestuur van de amerikaanse centrale bank ontkende dit geenszins.
Gerald O’DRISCOLL was voorts van mening dat de dollar vanaf nu eerder ging verstevigen. Het is immers zo dat de Amerikaanse economie nog steeds de beste groeikansen heeft. De starre reglementering in de bondsrepubliek en de macht van de Duitse vakbond zijn daarentegen onoverkomelijke handicaps voor de markt. De dollar geraakt volgens hem daarom steeds meer ondergewaardeerd. Professor VAN DUN vroeg dan ook of – inzover de waarde van de dollar beïnvloed wordt door de economische onzekerheid in de restvan de wereld – de Amerikaanse politici daarom niet zouden overgaan tot het destabiliseren van bepaalde regio’s. Gerald O’DRISCOLL kon deze theorie evenwel niet onderschrijven. De overheid reageert immers niet zo doordacht, maar handelt volgens hem eerder als een stier in een porceleinwinkel.
Uiteindelijk, zo stelt mevrouw GODART, zou de oplossing erin bestaan, zoals Nobelprijswinnaar economie, Friedrich VON HAYEK het voorstelde, het geld te privatiseren. Gerald O’DRISCOLL achtte dit utopisch. Wel voelde hij veel voor geld dat onafhankelijk beheerd zou worden van de regeringen. De Bundesbank is volgens hem een model, dat navolging verdient. Persoonlijk leek hij – in tegenstelling tot de monetaristen – voorstander te zijn van een wereldmunt. “The case for a world-money, is the case for money itself”. Er bestaat een behoefte aan een unieke waardemeter en ruilmiddel in een steeds meer vervlochten wereldeconomie!