Vertaling: Marga Spil

Eigen belang terzijde, heeft de milieubeweging op een geschikte manier onze aandacht gevestigd op milieudegradatie en het belang van onze natuurlijke omgeving in het algemeen. De kwestie echter is niet of conserveren en vervuiling belangrijk zijn. Het cruciale probleem is hoe institutionele regelingen te ontwikkelen om de fysieke en sociale bewoonbaarheid van onze planeet op de meest efficiënte en billijke manier te beschermen.

In die discussie hebben mensen, die zich om het milieu bekommeren, met erg weinig uitzonderingen, VERONDERSTELD dat de overheid de noodzakelijke beheerder is van de natuurlijke omgeving, aangezien kapitalisme, in de naam van winsten, de mineralen, bossen, wild en andere natuurlijke waarden zullen exploïteren ten nadele van de omgeving. Het idee dat eigenbelang en de markteconomie fout zijn, is aangetoond als fout door de bioloog Garrett Hardin in zijn klassieke beschrijving van de omvangvernielende gevolgen voor onbebouwd land. (Zie “De tragedie van onbebouwd land”, Science, december 1968). De belofte dat de overheid de natuurlijke omgeving in “het openbare belang” zal beheren, blijft openstaan om betwist te worden.

In tegenstelling tot de privé-sector van de economie, waar de kwaliteit van bestuurlijke beslissingen aan het licht komt door de signalen van winst en verlies, zijn bestuurders in de publieke sector zelden totaal verantwoordelijk voor hun beslissingen. Als hulpbronnen geen privé-bezit zijn, en daardoor niet overdraagbaar zijn aan anderen door diegenen, die de macht hebben, wordt de openbare bureaucraat zelden verantwoordelijk gehouden voor verkwistend en exploïtatief gebruik. Efficiënte hulpbronnentoewijzing aan de overheidssector vereist geïnformeerde kiezers en wetgevers. Helaas garanderen de bestaande politieke instanties geen van beide. Goede bedoelingen en goede mensen zijn niet genoeg. Het probleem is er niet één van slechte mensen die het Bureau van Landbeheer, – Bosbeheer of het Departement van Nationale Parken runnen. Economen op het gebied van natuurlijke hulpbronnen Richard Stroup en John Baden hebben het fundamentele dilemma geïdentificeerd. „Zelfs met goede bedoelingen en deskundigheid wekken ambtenaren waarschijnlijk milieuproblemen op, omdat zij de feedback en de realiteitscontroles, die bij het prijssysteem en markten horen, missen”. (Zie: Natuurlijke hulpbronnen: Bureaucratische Mythes en Milieu Management, Pacific Institute, 1983).

Concurrerende groepen belanghebbenden garanderen conflicten

Overheidsbeheer van natuurlijke hulpbronnen garandeert bittere conflicten over het gebruik van het “openbaar domein”. Als de bergvallei, meer, rivier, bos of woestijn populair wordt door stijgende inkomens en groeiende bevolking, is een politieke strijd het onvermijdelijke gevolg van openbaar bezit. Onoplosbaar conflict tussen concurrerende gebruikers laat de overheidsbureaucraat in het midden van de woordentwist staan. Hoorzittingen worden gehouden, groepen van belanghebbenden lobbyen hun wetgevers, maar bijna onvermijdelijk produceren goede bedoelingen magere resultaten. Eén groep lobbiet voor het redden van wilde paarden in het Amerikaanse Westen, daaruit voorvloeiend vermenigvuldigen de paarden zich tot grote aantallen en consumeren het voer dat andere wilde soorten, die na aan het hart liggen van andere groepen belanghebbenden, in stand houdt.

Het “graasbeleid” van het Bureau van Land Management, bepaald op politiek gebied door belanghebbenden, vernietigt het land. Federale irrigatieprojecten subsidiëren boeren ten koste van vrij stromende rivieren. “Meervoudig gebruik”-beleid garandeert politieke confrontaties over toegang tot “openbare landgoederen” en produceert noodzakelijkerwijs inefficiënte resultaten. Kwaliteit in het beheer van natuurlijke hulpbronnen, zowel op openbaar als op privé-gebied, wordt grotendeels bepaald door de structuur van de bezitsrechten die van kracht zijn. Als hulpbronnen behandeld worden als gemeenschappelijk bezit is de tendens tot snelle uitputting en vernietiging van het milieu verzekerd. Echter, als hulpbronnen exclusief onder controle staan van een privé-bezit dat een absoluut recht heeft op de voornaamste waarde van de bezittingen, zal de bezitter een direct belang hebben in het bewaren en beschermen van deze waarden. Daarbij verzekert het winstmotief dat de hulpbronnen voor het meest waardevolle gebruik bestemd zullen worden.

Stroup en Baden betogen in “Natural Resources” met klem dat een efficiënt beheer van natuurlijke hulpbronnen te maken heeft met drie dingen, die onderling gerelateerd zijn. Als eerste moet het gezag over hulpbronnen gekoppeld zijn aan de persoonlijke verantwoordelijkheid voor genomen handelingen. Diegenen die beslissingen nemen moeten een persoonlijk belang hebben bij de gevolgen van hun besluiten. De openbare sector verbreekt onvermijdelijk deze koppeling en belet daarom verantwoordelijkheid. Ten tweede moet erkend worden dat we in een niet-perfecte wereld wonen en terwijl het marktsysteem niet ideaal is, volgt daaruit niet automatisch dat overheidsoplossingen te prefereren zijn. Het concurrerende marktproces heeft, zelfs als het niet perfect werkt, anderszins niet-verkrijgbare voordelige effecten. Als laatste moet er erkend worden dat individuen reageren op de prikkels die ze tegenkomen. Helaas hebben instituties in het verleden verkwistende exploitatie van openbaar bezit aangemoedigd.

Om emotionele en filosofische redenen zijn de toewijzing en bekrachtiging van privé-bezitsrechten valselijk veroordeeld als een overgave aan “big business” en het winstmotief.

De kern van de zaak is dat individuen hun voorraden waardevolle hulpbronnen conserveren, zuinig beheren, redden, beschermen en uitbreiden, als zij exclusieve claims hebben op de opbrengsten die het resultaat zijn van hun koop. Black Angus-vee op privé-boerderijen gedijt, terwijl de wolf bijna uitgeroeid is. Leeuwenpopulaties in privé-wildreservaten floreren, terwijl hun aantallen bedreigd worden in het wild. Havikenpopulaties op openbare landgoederen gaan achteruit, maar huiskippen, kalkoenen en ganzen worden in grote aantallen gehouden in de privé-sector. De privé-bossen in het zuidoosten van de Verenigde Staten zijn veel Productiever dan de openbare bossen in het noordwesten bij de Stille Oceaan. Het contrast wordt duidelijk uiteengezet door Stroup en Baden „Privé-bezit staat de eigenaar toe om de volle waarde van zijn hulpbron te veroveren en dus leidt economische prikkeling hem naar het behouden van die waarde op lange termijn. Als in tegenstelling daarmee een hulpmiddel door iedereen bezeten wordt, is de enige manier waarop individuen zijn economische waarde veroveren kunnen, het exploïteren van het hulpmiddel voordat iemand anders dat doet”.

Problemen van interventionisme

Een diepgaand voorbeeld wordt getoond door het beheer door de National Audubon Society van haar privé-bezit de Rainey Wildlife Sanctuary in Louisiana, waar milieuwaarden van behoud en bescherming van het milieu in harmonieuze relatie staan met gasbronnen en grazend vee. In sterk contrast echter met hun praktijk in Rainey, gaat de Audubon Society door met het voorstaan van openbaar bezit van federale landgoederen om minerale exploitatie en ontwikkeling te voorkomen. Bij Rainey zijn “realiteitschecks” die beheersbeslissingen tot gevolg hebben waarbij er ondubbelzinnig naar gelegenheidskosten gekeken moet worden, beschikbaar voor de Society. Op politiek gebied produceren bureaucratische managers resultaten die niemand vreugde geven omdat zij geconfronteerd worden met slecht-gedefinieerde opdrachten voor meervoudig gebruik, en omdat zij geen persoonlijk belang hebben bij beslissingen.

De voorkeur van de milieubeweging voor overheidsbezit van natuurlijke hulpbronnen heeft de mogelijkheid in zich van het produceren van resultaten die tegengesteld zijn aan wat zij willen, om nog één reden meer. De overheid kan geven én wegnemen. Het vertrouwen op de overheid voor milieubescherming is een dubbelsnijdend zwaard dat even gemakkelijk in de richting van milieuvernieling kan zwaaien. De verkiezing van president Reagan in 1980 en zijn benoeming van James Watt als minister van binnenlandse zaken zou ons eraan moeten herinneren hoe snel politieke omstandigheden kunnen veranderen en hoe de heersers van overheidsmacht verwisseld kunnen worden voor diegenen die tegen onze belangen zijn. Gegeven de snelheid en graad waarmee de gedachten van overheden kunnen veranderen, afhangend van welke individuen macht bezitten, berust de uiterste veiligheid van mooie plaatsen bij secure en dwingende privé-bezitsrechten. Er zijn veel voorbeelden van hoe het milieu opgeofferd kan worden op korte termijn, door noodtoestanden die door de overheid uitgeroepen worden. Bijvoorbeeld, het olie-embargo door de OPEC-landen in november 1973 zorgde snel voor een opschorting van de Nationale Milieu Beschermingswet door een stemming door het Congres zodat de Alaskapijplijn uiteindelijk gebouwd kon worden. Wilderness Society’s rechtbankactie werd snel geseponeerd. En dat was dezelfde regering die de energieprijzen LAAG hield gedurende de jaren ’70 en daardoor energiegebruik in de V.S. stimuleerde. Terwijl zij miljoenen spendeerde om energiebehoud aan te moedigen met haar rechterhand, moedigde de overheid tegelijkertijd consumptie, door prijscontroles, aan met haar linkerhand. In de zomer van 1979 verdedigde president Carter en belangrijke leden van beide partijen in het Congres, grotendeel als een gevolg van de door de overheid gecreërde “energie-crisis”, een nieuwe Federale Energie Mobilisatie Commissie die een schier oneindige macht zou hebben gehad om alle bestaande milieuwetgeving te niet te doen. Een klein beetje noodtoestand hier, een beetje daar en de politieke atmosfeer draait naar een houding die betoogt dat het milieu opgeofferd moet worden aan de meest recente POLITIEKE moeilijkheden.

Het Privé-bezit-Alternatief

De essentie van politiek is het compromis, wat nauwelijks vertrouwen verzekert dat bezorgheid voor het milieu prioriteit zal hebben. De overheid beperkt de aansprakelijkheid van privé-krachtcentrales voor nucleaire ongelukken onder de Price-Andersonwet en draagt daardoor bij aan de snelle toename van nucleaire krachtstations zoals het Diablo-project aan de kust van Californië. Dit is dezelfde overheid waaraan de meeste milieumensen de verantwoordelijkheid voor bescherming, behoud en bewaring van onze fysieke omgeving willen toevertrouwen. Tot op zekere hoogte begint de milieubeweging de risico’s behorende bij het overheidsbeheer over het land en de natuur te erkennen. Audubons experiment met de Rainey Wildlife Sanctuary is moeilijk te negeren. Nature Conservancy en Ducks Unlimited hebben hun erkenning van het belang van privé-bezit en daardoor beheer van waardevolle wildernis en andere milieuschatten aangetoond. Kapitalisme en de door winstmotief gedreven kapitalist kan niet fundamenteel de schuld gegeven worden van de verschillende standen van milieuverval die gezien worden op Moeder Aarde. Privé-bezit ten behoeve van winst wekt dan ook een ongelooflijk machtige prikkel op voor het conserveren en cultiveren van hulpbronnen, om hun waarde voor andere gebruikers te verhogen.

Het is onze overtuiging dat de grootste hoop op langetermijnbehoud van de natuurlijke hulpbronnen en de natuur, berust bij privatisering en de dwingende privé-bezitsrechten in een vrijemarktzetting.

Dr. Barry Asmus, een econoom en nationale spreker woont in Phoenis, Arizona, Dr. Don Billings is Professor in de Economie, verbonden aan de Boise State University.

Dit artikel komt uit hun boek “Crossroads: The Great American Experiment”; 1984, University Press of America.

‘Crossroads’ is een belangrijke en begrijpelijke presentatie van de opkomst, het verval en het herstel van vrijheid en de markteconomie. De schrijvers geven op een goede manier de lezers een overzicht over de geschiedenis en de aard van het Amerikaanse vrijemarktexperiment.