“Rand-aanhangers: quasi-godsdienstige cultus” VRIJBRIEF: Hoe bent u tot de vrije…
“Rand-aanhangers: quasi-godsdienstige cultus”
VRIJBRIEF: Hoe bent u tot de vrije marktgedachte gekomen. Bent u door een bepaalde auteur op dat pad gezet?
LIGGIO: Ik ben nooit van gedachten veranderd. Ik heb m’n ideeën wel uitgediept in de loop der tijd. Ik ben altijd een tegenstander geweest van “New Deal fascism” en van overheidsinterventie, maar ik was me niet bewust van de intellectuele wortels van deze ideeën. Vooral het werk van Ludwig von Mises heeft mij geholpen mijn inzichten uit te werken. In Human Action las ik voor het eerst een systematisch en volledig overzicht over wat economie precies is. Dit had uiteraard een zeer grote invloed op mij, vooral omdat de tegenstanders van overheidsinmenging toen niets van economie wilde horen. Je had toen een soort groen conservatisme. Die mensen wilden voor alles de waarden van het verleden in stand houden: kleine steden, geen industrie, geen groei. Mises bood daarentegen een intellectueel alternatief voor het interventionisme.
VRIJBRIEF: U hebt von Mises persoonlijk gekend…
LIGGIO: Ja, ik was één van zijn studenten in de jaren vijftig, toen hij economie doseerde aan de Graduate School of Business van de universiteit van New York. Hij doceerde er sinds zijn aankomst in Amerika in 1940. Voorheen was hij verbonden aan Institut des Hautes Etudes te Genève. De Engelse versie van Human Action verscheen in 1949. Het boek was reeds in 1940 verschenen onder de titel National Okonomie maar Mises heeft die Duitstalige uitgave bijna volledig herschreven. Yale University Press heeft ook in die periode zijn boek Socialism uitgegeven. Dus waren zijn beide hoofdwerken mij toen bekend, net als zijn Theory of Money and Credit. Mises was buitengewoon aardig. Hij liet bijvoorbeeld studenten tot zijn donderdagavondseminars toe, die niet ingeschreven waren aan de universiteit en begaafde leerlingen van middelbare scholen. Ik ken mensen die gedurende twintig jaar regelmatig die seminaries bijwoonden. De regelmatige studenten kozen zijn vak eerder toevallig, vaak omdat het ’s avonds gedoceerd werd. De actiefste deelnemers waren evenwel steeds zijn onofficiële studenten.
VRIJBRIEF: U bleef ook jarenlang die seminars volgen?
LIGGIO: Tijdens de jaren waarop ik die seminars volgde, was Mises zijn boek Theory and History aan het schrijven. De seminars werden dan ook vooral besteed aan de methodologie in de sociale wetenschappen. Het viel voor mij goed uit, want precies dat methodologisch debat was het onderwerp waar ik, als historicus, de meeste belangstelling voor koesterde. Mises’ benadering stoelde op bijdragen van wetenschapslieden zoals Carl Menger en de Zuidwest-Duitse School, waartoe ik Heinricht Rickert (van Heidelberg), Dilthy en Max Weber reken. Hun belangstelling is de autonomie van de sociale wetenschappen, de natuurwetenschappen hebben hun eigen methodologie. De menswetenschappen ook. Je kunt geen wiskunde toepassen op menswetenschappen. Rickert sprak van de censuur tussen de natuurwetenschappen en de cultuurhistorische wetenschappen. Mises behandelt dat onderscheid in Human Action maar bouwt het verder uit in Theory and History.
VRIJBRIEF: U studeerde toen geschiedenis?
LIGGIO: Inderdaad, geschiedenis en politieke wetenschappen. Maar niet aan dezelfde universiteit.
VRIJBRIEF: Hoe leerde u Mises kennen?
LIGGIO: Ik hoorde zijn naam voor de eerste keer van vrienden – en meer bepaald van Ralph Raico – in mijn studentenvereniging; een studentenvereniging die opkwam tegen de tweede wereldoorlog en het buitenlands beleid dat erop volgde. We waren ten zeerste actief om de oprichting van de NAVO en dergelijke schendingen van grondwettelijke rechten, te bestrijden. We ontdekten tijdens dit streven Mises’ theoretische bijdrage: hij had dit beleid wetenschappelijk benaderd. We lazen toen allen Human Action. Via dit proces kwamen we eveneens in contact met de Foundation for Economic Education te Irvington aan de Hudson. Mises had er nauwe banden mee. Daarom suggereerde men ons bij de Foundation zijn seminars bij te wonen. Zo kwam het dat Ralph Raico en ikzelf die seminars gingen bijwonen. Ralph Raico zou later Mises’ werk Liberalismus vertalen, op verzoek van Mises zelf.
VRIJBRIEF: U zegt dat Mises bijzonder aardig was, maar dit blijkt niet steeds uit zijn stijl….
LIGGIO: In de persoonlijke omgang liet hij zich evenwel nooit zo uit.
VRIJBRIEF: Heeft dit iets te maken met het feit dat hij gemarginaliseerd werd in wetenschappelijke kringen?
LIGGIO: Nee, dit was te wijten aan het feit dat hij uit Europa kwam. Hij kwam in Amerika aan met Europese waarden zoals individuele vrijheid en universele mensenrechten, terwijl de hele wereld etatistisch – ja zelfs fascistisch – geworden was. Hij werd uiteraard niet opgenomen in kringen die de fascistische idealen van de Fabians huldigden. Vooral daar hij zelf steeds weigerde compromissen te sluiten met dergelijke pseudo-idealen. Intellectuelen en journalisten konden zijn universele kritiek op alle socialismen – zelfs dat van Roosevelt, ook al was dat aangekleed met de “stars and stripes” – niet accepteren. Hij maakte hun dagdromerij immers onmogelijk. Een andere reden was dat op filosofisch gebied Mises en Hayek aanhangers zijn van Kant en het utilisme van Mill, in een periode waarin Aristoteles en het Thomisme herontdekt werden in het bijzonder aan de universiteit van Chicago. Ook al spraken hun ideeën vele aanhangers van de markteconomie aan, toch stootte hun argumentatie velen af. Hayek onderkende wel vanuit zijn historische interesse dat de late leerlingen van Thomas van Aquino tot de grondleggers van de vrije markteconomie behoren: De Vitoria, Suares, Mariana, Molina en de Belg Lessius. Schumpeter noemde John Locke de laatste scholasticus. Maar Hayek en Mises bleven vreemd aan die natuurrechtbenaderingen van de economie.
VRIJBRIEF: Hebt u toen ook Murray Rothbard ontmoet, met wie u later een geschiedenis van de Amerikaanse revolutie zou schrijven onder de titel Conceived in Liberty?
LIGGIO: Ja, en hij is een zeer belangrijke intellectuele erfgenaam van Mises. Ook Rothbard is een universele wetenschapper. Mises heeft een aantal erfgenamen louter wat zijn bijdrage tot de economie betreft. Net als Mises bestrijkt het werk van Rothbard eveneens de politieke wetenschappen, geschiedenis, methodologie enz.
VRIJBRIEF: Op het vlak van de geschiedenis hebt u evenwel ook een belangrijke bijdrage geleverd tot de zogenaamde revisionistische benadering van de koude oorlog…
LIGGIO: Nee ik heb geen eigen benadering ontwikkeld. Mijn benadering is volledig op de feiten gebaseerd, zonder beïnvloeding door de mythe van de overheid. Ik werd sterk beïnvloed door de benadering van Henry Butterfield van de universiteit van Cambridge die tegen de Hofhistorici in ging. Er zijn historici die partij kiezen voor de staat en anderen die partij kiezen voor de belastingbetalers. Zij die de belastingbetalers vertegenwoordigen zijn vrij en onafhankelijk. De anderen zijn het niet. Er zijn twee historische benaderingen: die van de belastinginners en die van de belastingsbetalers. Maar aangezien de belastinginners meer historici kunnen onderhouden dan de anderen, is de eerste groep historici talrijker. Het feit dat ze een meerderheid uitmaken, betekent dus niet dat ze gelijk hebben. Integendeel, de juiste benadering is die van de tweede groep.
VRIJBRIEF: In Frankrijk is er eveneens een “revisionistische” historische school. De betrokken historici onderwerpen de officiële geschiedenis van de concentratiekampen aan een kritische blik. Ze worden sterk onder druk gezet. Een universiteit trok zelfs de doctorstitel van één dezer historici in. Hun tijdschrift werd een verschijningsverbod opgelegd. Hoe staat u daar tegenover?
LIGGIO: Ik kan me hierover niet uitspreken, behalve wat de betrokken universiteiten betreft. Een universiteit zou eerder haar deuren moeten sluiten dan een diploma intrekken. Als je een vergissing begaat moet je er de conclusies uit trekken. Ik kan me nauwelijks voorsteller dat er dergelijke universiteiten bestaan. Het klinkt alsof de universiteit de academische vrijheid aanvalt. Geen onderwerp mag van discussie uitgesloten worden. John Stuart Mill pleitte voor de liberale gedachte van de mededinging tussen ideeën. Ideeën moeten vrij kunnen circuleren.
VRIJBRIEF: U bent niet alleen een geleerde, maar ook een organisator. U bent medeoprichter van “foundations” en “think tanks”…
LIGGIO: Ik heb me inderdaad ingezet voor een aantal stichtingen: Liberty Fund, Cato Institute, Institute for Humane Studies. Giften aan deze instellingen zijn vrijgesteld van inkomstenbelasting. Maar dat is het enige wat ze met elkaar gemeen hebben. Na de tweede wereldoorlog oogstte Hayek’s boek De weg naar de moderne slavernij heel wat succes in de Verenigde Staten. Het verscheen zelfs als uittreksel in de Readers Digest. Miljoenen Amerikanen lazen het, waaronder een aantal zakenlieden. Eén ervan richtte het William Vocker-fonds op dat steun verleende aan historici, filosofen en rechtsgeleerden die de individuele vrijheid gunstig gezind waren. Die stichting was een rechtstreeks gevolg van Hayek’s belangrijkste essay Intellectuals and Socialism dat in de Chicago Law Review verscheen in 1947. Hierin verdedigde hij de stelling dat politiek de laagste vorm van intellectuele bedrijvigheid was en dat deze beïnvloed werd door hogere vormen. De publieke opinie boetseert de politiek. En de publieke opinie wordt gemaakt door journalisten en schrijvers, die op hun beurt hun denkbeelden ontlenen aan creatieve onderzoekers. Hayek’s theorie komt neer op een soort intellectueel kapitalisme. Wie de politiek wil beïnvloeden, moet eerst in ideeën investeren. De eerste activiteit van dat fonds was de bekostiging in 1947 van de eerste vergadering van wat de Mont-Pélerin Society zou worden. Deze betaalde de overplaatsing van Amerikaanse economen, onder wie dr. F.A. Harper, de stichter van het Instituut for Humane Studies, Frank Knight, von Mises en twee jonge en toen nog onbekende economen, George Stigler en Milton Friedman. Nadien werden beiden docent te Chicago en het Vocker-fonds stelde beurzen beschikbaar voor hun assistenten. Het fonds bracht Hayek naar Chicago en betaalde zijn salaris. Het deed hetzelfde voor Friedman’s broer, Aaron Director, die economie ging doceren aan de rechtsfaculteit. Dit was een innovatie die uiterst vruchtbaar bleek. Director stond aan de oorsprong van de “Law & Economics”. Het fonds steunde eveneens zijn wetenschappelijk tijdschrift, de Journal of Law & Economics.Toen dit fonds ophield te bestaan, werd zijn werk voortgezet door het Institute for Humane Studies (IHS). In dezelfde periode werd het Liberty Fund opgericht, maar het was niet bijster actief tot de helft van de jaren zeventig. In 1977 werd het CATO-instituut opgericht voor soortgelijke doeleinden. CATO en IHS kwamen dan ook overeen het werk te verdelen: academische vorming zou geschieden door IHS, terwijl CATO zich zou toeleggen op beleidsstudies. Liberty Fund beperkt zich ertoe seminars en conferenties te sponsoren over vrije marktonderwerpen. Het IHS werd in 1958 opgenomen in de George Mason University te Fairfax in Virginia, naast andere zelfstandige centra, zoals de Center for Study of Public Choice, van Nobelprijswinnaar Buchanan. IHS poogt jonge academici te vormen tot docenten. Fairfax is dus een uitstekende plaats om die activiteiten te ondernemen. Dit werk wordt nu voortgezet in Europa. Tevens sponsort IHS vanaf dit jaar de Université d’Eté des Nouveaux Economistes van Aix-en-Provence.
VRIJBRIEF: Bent u ook politiek actief?
LIGGIO: Nee, ik blijf Hayek’s stelling trouw dat politici zwalken als kurken op de oceaan van de publieke opinie. Ze zijn louter geïnteresseerd in het beïnvloeden van de publieke opinie, die de politiek zal beïnvloeden. Ons werk bestaat uit academische vorming enerzijds en beleidsanalyse anderzijds, los van alle partijen. CATO bekritiseert evenzeer alle politieke partijen. Wetenschap moet vrij blijven van politieke bekommernissen.
VRIJBRIEF: En hoe staat u dan tegenover Murray Rothbard?
LIGGIO: Het is een spijtige zaak. Een professor zou zijn energie moeten steken in zijn domein, in de wetenschap. Zijn werkt lijdt uiteraard onder zijn andere bezigheden. Ik zou Rothbard liever zijn studie over de geschiedenis van de economische wetenschap zien afwerken, dat stellig een baanbrekend werk en een belangrijke bijdrage tot de kennis van de geschiedenis van de vrije markteconomie wordt.
VRIJBRIEF: Velen komen in het libertarisme terecht via het werk van Ayn Rand. Bent u zelf ooit een “Randiaan” geweest?
LIGGIO: Nee, ik ben sinds mijn studies een Aristoteliaans-Thomistische liberaal. De Randianen zijn dit ook, maar ze voegen hieraan een quasi-godsdienstige cultus toe, gebaseerd op de commentaren van Rand op die grote filosofen. Ik verkies de oorspronkelijke filosofen boven de tweedehandse synthese van hun gedachten!