Een boek dat ik voor het ogenblik aan het lezen ben heet “Le règne de la quantité et les signes des temps”. De auteur stelt daarin dat de moderne tijd gekenmerkt wordt door het steeds grotere belang dat gehecht wordt aan kwantiteit ten nadele van kwaliteit. Unieke ervaringen worden geminimaliseerd. Het meetbare primeert. Men zou ook kunnen spreken van een benadrukken van het hebben ten koste van het zijn, een onderscheid dat, als ik me goed herinner, van de existentialistische filosofen afkomstig is. Het duidelijkste voorbeeld van al deze symptomen is wellicht de potsierlijke gewoonte van de Amerikanen om zichzelf te meten aan wat ze verdienen? “In de tijd toen ik daar werkte was ik x dollars per week waard”.

Nu zou dit op zichzelf weinig reden zijn om zich (althans in deze Vrijbrief) druk te maken ware het niet dat, het libertarisme in praktijk heel wat van deze m.i. betreurenswaardige mentaliteit heeft overgenomen. Geld, zo schrijft mijn vriend Fred Dekkers in het aprilnummer, is het enige alternatief voor dwang. Vreemd, ik dacht altijd dat het alternatief voor dwang vrijheid was en dat het precies dit woord “vrijheid” is dat trouwens aan het libertarisme zijn naam heert gegeven (Latijn: libertas; Engels: liberty). De mogelijkheid.dat mensen (eventueel de overgrote meerderheid in een bepaalde maatschappij) zouden kiezen hun vrijheid anders dan financieel, te realiseren, schijnt hier dus niet in aanmerking te worden genomen.

Nochtans – en hier ga ik bewust de strategische toer op – lijkt het mij dringend noodzakelijk dat het libertarisme, wil het een kans op succes hebben, zijn materialistisch imago overboord gooit. Er is in onze maatschappij een hele evolutie op gang weg van het kwantitatieve, het berekenende, het bezittende, kortom: een reactie tegen “le regne de la quantité”. Vele libertariërs schijnen daarvan geen weet te hebben of trekken er zich rustig niets van aan. Zij goochelen maar rustig verder met woordjes als “schadevergoeding” en zo meer. Zo heb ik nog op vergaderingen horen beweren dat ieder letsel dat je een ander toebrengt O.K. is als je je maar bereid verklaart op te draaien voor de kosten van dokters, medicijnen, hospitalisatie en eventueel begrafenis! Als reductio ad absurdum van de heerschappij van de kwantiteit is dit zeker geslaagd.

Laten we heel expliciet zijn: het enige echte argument voor een vrije maatschappij is dat de mensen er gelukkiger zijn. Nu is het zo dat geluk nog steeds niet meetbaar is. Het libertarisme kan dus niet bewezen worden. Libertariër zijn is dan ook geen kwestie van bepaalde metingen verrichten of bewijzen leveren, het is een kwestie van waarden en de belangrijkste waarden in het leven doorbreken elk kwantitatief keurslijf.

Ik durf dan ook stellen dat vele libertariërs er goed zouden aan doen wat minder economie en b.v. wat meer psychologie te,lezen. Een Nathaniel Branden (in zijn post-Randiaanse faze), een Wilhelm Reich, een Carl Hogers, een Fritz Perls lijken hier in aanmerking te komen: en eens Nietzsche of Stirner herlezen zou ook geen kwaad kunnen. Wellicht zal dan de discussie rond het libertarisme niet steeds meer gevoerd worden in termen van “wat zullen we er meer door hebben” maar “wat zullen we er meer door zijn”,