FEIT: Handelsbeperkingen werken zelfvernietigend.

Zoals met Mythe 1 gaat bovenstaande zienswijze ervan uit, dat alleen landen die exporteren, daarvan profijt hebben. Daarom dus moet men die naties straffen, die onze export belemmeren door importen in hun eigen land te bemoeilijken. Ook nu gaat deze zienswijze er geheel aan voorbij, dat er altijd twee partijen zijn bij elke (ruil-)transactie.

Handelsbeperking van buitenlandse exporteurs is net zo goed een handelsbeperking van Amerikaanse afnemers.

Represailles hebben dezelfde nadelige uitwerking als alle andere vormen van handelsbeperking. Zij beperken de keus van de afnemers en drijven de prijzen op. Trouwens, zou dit niet het geval zijn, dan zou men het middel van tegenmaatregelen ondeugdelijk vinden.

Een werkelijk effectieve importbeperking heeft tot doel dat de afnemers minder importgoederen en meer nationale producten kopen, maar dit kan alleen als de hoeveelheid te importeren goederen beperkt wordt, waardoor de prijzen omhoog gaan omdat door de binnenlandse producenten niet aan de vraag voldaan kan worden tegen concurrerende prijzen. Handelsbeperkingen komen er op neer, dat de afnemers als gegijzelden worden gebruikt om in het buitenland concessies te krijgen voor de nationale exporteurs.

Afgezien van de schade, die de afnemers wordt aangedaan, zijn de importbeperkingen ook schadelijk voor de groep, die zij proberen te steunen: de (Amerikaanse) exporteurs

Naarmate de dollarstroom vanuit de V.S. vermindert, zullen de buitenlanders ook minder dollars hebben om te besteden en dus ontstaat er minder vraag naar Amerikaanse goederen op de wereldmarkten. Het is beslist niet toevallig, dat de Amerikaanse export terugloopt telkens als een handelsbeperking import in Amerika vermindert.

Vergeldingsmaatregelen kunnen de Amerikaanse exporteurs alleen maar helpen als zij ten doel hebben om een bepaalde natie te dwingen haar eigen importbeperkingen op te heffen, waarop de V.S. op haar beurt haar beperkingen opheft.

Voor bepaalde beschermde takken van industrie spelen echter speciale belangen, die een dergelijke forcering van de buitenlandse markt tegen gaan, en zelfs als een tegenmaatregel zoals hierboven werkelijk effect sorteren, dan is dat pas op zeer lange termijn merkbaar, waarbij de Amerikaanse afnemers toch het slachtoffer blijven.

In het verleden hebben de V.S. getracht handelsbeperkingen in te voeren en het werden stuk voor stuk hopeloze rampen. In 1930 bijvoorbeeld wekte de zgn. Smoot-Hawley maatregel met betrekking tot de invoerrechten zulk een golf van tegenmaatregelen op, dat de Grote Depressie van toen alleen maar verergerd werd, omdat de wereldmarkten voor Amerikaanse producten werden gesloten. Een maand voordat President Hoover in mei 1930 de Smoot-Hawley Wet zou bekrachtigen hadden al 30 verschillende naties tegen de voorstellen geprotesteert. Vele van de meest bevriende en nauwste handelsrelaties van de V.S. zoals Cuba en Canada, verhoogden de invoerrechten op Amerikaanse producten, met een directe invloed op de export vanuit Amerika naar die landen. Handelsbeperkingen brengen handelsoorlogen niet ten einde maar verergeren deze daarentegen.

In tabel 8 wordt het percentage aan exportgebonden arbeidsplaatsen getoond in de verschillende Amerikaanse Staten en daaruit is een goed idee te vormen van het aantal van die arbeidsplaatsen die exportafhankelijk zijn.

De van de export afhankelijke industriële productie beslaat een aanzienlijk deel van de totale werkgelegenheid in de 50 staten van de V.S.

Deze banen zouden ernstig bedreigd worden wanneer de importlanden als bescherming tegen de protectionistische maatregelen van de V.S. beschermende maatregelen zouden gaan nemen.