Het kapitalisme kun je niet met argumenten verdedigen. Dat dacht Robert Nozick, en dat bleef hij denken tot de dag dat hij zich liet ‘bekeren’.
Indrukwekkend en precies filosoof van onze redactie religie & filosofie (Trouw) 2002-01-29
Het kapitalisme kun je niet met argumenten verdedigen. Dat dacht Robert Nozick, en dat bleef hij denken tot de dag dat hij zich liet ‘bekeren’. Vorige week stierf deze Harvard-filosoof, voor altijd gebrandmerkt als de filosoof die het kapitalisme verdedigde.
Op de Princeton Universiteit hoorde hij voor het eerst de argumenten van het libertarisme, de stroming die individuele keuzevrijheid centraal stelt, en de staat wil afschaffen. ,,Eerst dacht ik: nee, die argumenten zijn niet goed”, vertelde hij in 1975 aan Forbes Magazine over zijn ontmoeting met deze rechtse anarchisten. ,,Maar hoe langer ik de argumenten onderzocht, des te overtuigender ik hen vond.”
Toch betoonde Nozick zich in zijn eerste boek ‘Anarchy, State, and Utopia’ (1974), niet een echte anarcho-kapitalist. In dat boek pleit hij voor een minimale nachtwakersstaat die de veiligheid garandeert en eigendomsrechten beschermt. Veiligheid is nog steeds een publiek goed bij Nozick. Hij was geen voorstander van omheinde gemeenschappen die bewaakt worden door privé-legertjes. Ook mensen die geen geld hebben, moeten door de staat beschermd worden tegen geweld. Maar een staat moet niet de eigendommen van de rijken afpakken om ze aan de armen te geven.
Zo keerde Nozick zich tegen de links-liberale moraal van de verdedigers van de verzorgingsstaat. Welvaart moet helemaal niet herverdeeld worden, schreef hij. Als iemand op een eerlijke manier rijk is geworden, heeft niemand het recht om dat geld af te nemen. Doe je dat wél, dan blijf je bezig met herverdelen. De een geeft alles meteen uit, terwijl een ander gaat werken. Moeten werkenden dan steeds opnieuw de dupe worden van de luiaards in de wereld?
Het waren deze en andere argumenten -later ook overgenomen door politici als Thatcher en Reagan- die de pleitbezorgers van de verzorgingsstaat vanaf de jaren tachtig in toenemende mate in het defensief drongen. Nooit oogstte Nozick meer roem (en haat) dan met dit eerste boek. Hij zal dan ook de geschiedenis ingaan als de filosoof van het libertarisme, een filosoof die -samen met denkers als Friedrich Hayek en Milton Friedman- een nieuwe generatie politici van pro-vrije-markt-argumenten voorzag.
Als libertariër was hij het oneens met het conservatieve karakter van ‘nieuw rechts’ in Engeland en Amerika. Individuele vrijheid betekende voor hem óók dat drugsgebruik, homoseksualiteit of euthanasie tot de keuzemogelijkheden behoren.
Nozick weigerde om de rest van zijn leven te besteden aan het vervolg op zijn eerste succesboek. Hij keerde zich af van de politieke filosofie om zich met metafysica bezig te houden in zijn veel dikkere boek ‘Philosophical Explanations’ (1981). Daarin pleitte hij voor filosofisch pluralisme: meerdere, strijdige gezichtspunten kunnen naast elkaar bestaan, en geen enkel gezichtspunt kan totaal worden weerlegd of als ‘volstrekt irrelevant’ worden afgedaan. Christelijke filosofie is waardevol omdat ze de rechten van de armen en de onderdrukten onder de aandacht brengt. En de Griekse filosofie is waardevol omdat ze het individu oproept om groot te worden.
,,Het woord filosofie”, schreef hij in ‘The nature of rationality’ (1993) ,,betekent liefde voor wijsheid. Maar wat filosofen echt liefhebben is argumenteren.” Hoogleraar ethiek Frans Jacobs (UvA) noemt het een typische uitspraak voor een filosoof die ‘heel indrukwekkend en precies’ kon formuleren. ,,Hij is een van de slimste filosofen van de twintigste eeuw. Iemand die inderdaad hield van argumenteren, hij ging altijd op zijn critici in, en dat kun je van menig ander filosoof niet zeggen.”
In zijn latere werk gaat Nozick zich meer bezighouden met zingeving. Hij heeft inmiddels gehoord dat hij aan maagkanker lijdt, en wordt daardoor zelf voor existentiële vragen gesteld. ‘The examined life’ (1993) gaat over liefde en geluk, over het kwaad en de Holocaust. De van origine Oost-Europese Jood Nozick schreef dit boek eigenlijk voor zijn familie. Sinds de Holocaust verdient de mensheid het niet meer om verder te leven, valt erin te lezen. Mocht een buitenaards wezen ooit op aarde arriveren en horen dat de mensheid is uitgestorven, dan zou die daar, in het licht van de geschiedenis, niet om kunnen treuren.