De beginselverklaring van de VVD uit 1948 vormt een radicale breuk met het klassiek-liberalisme, de politieke theorie die inhoudt dat de taken van de staat strikt beperkt zijn tot politie, defensie en justitie en die ingrijpen in de economie en herverdeling van inkomens afwijst.
Lezing voor Winter Course JOVD
zondag 28 maart 2004
1. Inleiding
Toen Sarah Nienke me vroeg om een lezing voor de JOVD te geven herinnerde ik me de lezing die ik op 20 februari 2001 voor de JOVD gaf. Destijds was ik nog bestuurslid van de Edmund Burke Stichting. Mijn lezing ging toen over de verschillen en overeenkomsten tussen liberalisme en conservatisme. Ik heb toen in feite gezegd dat ik vond dat de VVD weer moest kijken naar de beginselverklaring van 1948, omdat die naar mijn idee veel beter was dan die van 1966 en vooral dan die van 1980.
De meeste conservatieven zullen de beginselverklaring van 1948 een stuk beter vinden dan die van 1980. De eerste weerspiegelt christelijke en humanistische waarden (het belang van het gezin, het belang van eigendomsrecht, etc.) en baseert zich daarmee op de twee pijlers waarop ook het conservatisme zich baseert, namelijk de Grieks-Romeinse traditie en het christendom. De beginselverklaring uit 1980 daarentegen weerspiegelt de waarden uit de Verlichting en de Romantiek (iedereen is uniek en iedereen moet zich ontplooien). En juist tegen de Verlichting en de Romantiek verzet het conservatisme zich.
In 2002 ben ik bij de Burke Stichting weggegaan, wegens inhoudelijke meningsverschillen. Alle bestuursleden, inclusief ikzelf, kwamen tot de conclusie dat ik mezelf niet meer volmondig conservatief kon noemen. In toenemende mate begon ik me te interesseren voor het klassiek-liberalisme en het libertarisme. De vraag die ik het meest interessant vond was ‘Wat is de legitimiteit van de staat.’ Mijn preoccupatie met die vraag leidde er dus uiteindelijk toe dat ik bij de Burke Stichting wegging.
Ik ging er eigenlijk van uit dat ik die lezing opnieuw zou kunnen gebruiken, ditmaal om uit te leggen dat de VVD een meer klassiek-liberale koers zou moeten varen, opnieuw met een verwijzing naar de beginselverklaring van 1948. Maar toen ik mijn oude lezing doorkeek en artikelen uit die beginselverklaring zag staan kwam ik tot de conclusie dat ik die beginselverklaring een scherpe breuk is met het klassiek-liberalisme van Frédéric Bastiat, Herbert Spencer en andere klassiek-liberalen.
De VVD, ook in het begin, was geen klassiek-liberale partij. Zoals jullie waarschijnlijk allemaal weten ontstond de VVD in 1946 als het resultaat van een fusie tussen de PvdV (Partij van de Vrijheid) en een groep voormalige leden van de Vrijzinnig Democratisch Bond. De beginselverklaring pleit niet voor een nachtwakersstaat maar voor een sociaal-democratie.
Wat ik wil doen is eerst tien redenen aangeven waarom de beginselverklaring van de VVD uit 1948 volgens mij een radicale breuk betekent met het klassiek-liberalisme, de politieke theorie die inhoudt dat de taken van de staat strikt beperkt zijn tot politie, defensie en justitie en die ingrijpen in de economie en herverdeling van inkomens afwijst; vervolgens welke richting de VVD uit zou moeten; en ten slotte wat de rol van de JOVD hierbij zou kunnen zijn.
Het grote verschil tussen het klassiek-liberalisme en het ontplooiingsliberalisme is het volgende. Het klassiek-liberalisme gaat uit van negatieve rechten, waarbij de overheid mensen beschermt tegen moord, diefstal, fraude en dergelijke en een staatsvrije sfeer respecteert waar overheidsingrijpen niet is toegestaan. Het ontplooiingsliberalisme gaat uit van positieve rechten, waarbij de overheid actief ingrijpt in de economie. Een goed voorbeeld van het verschil tussen deze rechten is te vinden in onze Grondwet. De eerste 17 artikelen (de klassieke grondrechten) geven aan waar de overheid allemaal niet mag ingrijpen. In de artikelen 18 en verder (de sociale grondrechten) staat waar de overheid allemaal voor zorgt. Dit houdt dus een actieve overheid in. Een overheid die zorgt voor werkgelegenheid, de rechtspositie voor werknemers (en niet die van werkgevers dus), de vrije keuze van arbeid (alsof je die niet sowieso hebt als er geen overheid is die zegt dat je bepaald werk niet mag doen; en dat laatst gebeurt nu juist!), sociale zekerheid, milieubescherming, volksgezondheid, woongelegenheid en zelfs voor de mogelijkheden voor de maatschappelijke en culturele ontplooiing en zelfs voor vrijetijdsbesteding! En ten slotte voor onderwijs. Op eigenlijk alle terreinen van het leven heeft de overheid invloed.
2. Bespreking beginselverklaring 1948
2.1 Artikel 2
Artikel 2 van de beginselverklaring uit 1948 luidt:
De Partij acht het de plicht ener staatkundige organisatie naar vermogen mede te werken aan de staatkundige opvoeding van het volk. Daarbij worde vooropgesteld, dat het volksgeheel is een eenheid in verscheidenheid en dat ieder lid van het volk in de eerste plaats is Nederlander, eerst daarna lid zijner politieke partij. Verkondiging van eigen overtuiging behoort gepaard te gaan met het betrachten. van verdraagzaamheid tegenover andersdenkenden en met bereidverklaring tot samenwerking op alle terreinen, waarop aanhangers van verschillende richting kunnen samengaan.
Dit is al niet erg klassiek-liberaal. De VVD heeft blijkbaar het idee dat de burger moet worden opgevoed. De burger als kind en de overheid als ouder. Het doet denken aan mensen zoals Robespierre: “De functie van de overheid is, de fysieke en morele krachten van de natie te richten naar het doel waarvoor de samenleving is ontstaan.” En Saint-Just: “De wetgever controleert de toekomst. Het is aan hem dwingend te kiezen voor het welzijn van de mensheid. Het is zijn taak de mensen te maken zoals hij hen dwingt te zijn.”
Het idee is dat de wetgever weet wat goed is voor de mensen. Mensen zijn het ruwe materiaal dat de wetgever kan maken tot iets wat hij wenselijk acht. Het klassiek-liberalisme heeft hier niets mee, om het populair te zeggen. Volgens het klassiek-liberalisme hebben mensen het vermogen om zelf te plannen, beslissingen te nemen, et cetera.
Ten slotte brengt de laatste zin mee dat je als Nederlander blijkbaar (moreel?) verplicht bent om om te gaan met andersdenkenden. Dit is toch helemaal niet relevant voor een politieke partij? Mensen moeten zelf maar bepalen met wie ze willen omgaan, zou je zeggen. Je moet je zelfs “bereid verklaren” om dat te doen. Alsof je een ander schade toebrengt wanneer je niet met hem wilt samenwerken. Hooguit weiger je om zijn situatie te verbeteren. Maar er is een fundamenteel verschil tussen het verslechteren van iemands situatie en het weigeren om iemands situatie te verbeteren. Dat laatste kan toch moeilijk als agressie worden aangemerkt.
2.2 Artikel 3
Artikel 3 luidt als volgt:
De Partij is diep overtuigd, dat de grondslagen der Nederlandse beschaving wortelen in het christendom, al moge dit door de onderscheidene groepen des volks nog zo verschillend worden verstaan. Zij is ervan doordrongen, dat het bovenal de christelijke geest is, die ons volk de waarde en de vrijheid van de mens en zijn verantwoordelijkheid heeft doen beseffen en die het aanzien van ons volk in de wereld heeft bepaald. Zij acht het daarom een onafwijsbare eis, dat door versterking van deze geest zedelijke ontworteling en geestelijk nihilisme worden overwonnen, opdat de grondslagen onzer samenleving daadwerkelijk kunnen worden beschermd tegen de gevaren, die deze, in het bijzonder van de zijde der voorstanders van totalitaire staatsconstructies, bedreigen. Zij geeft er zich daarbij ten volle rekenschap van, dat de zedekundige beginselen van het christendom worden aangehangen door zeer velen, die de christelijke godsdienst niet belijden.
Het is waar dat het christendom een belangrijke pijler is van het westerse denken, maar dat geldt ook voor de seculiere Grieks-Romeinse traditie. Omdat er veel parallellen tussen deze twee tradities zijn en de verschillen vaak op het niveau van de laatste dingen zijn is de laatste zin vrij logisch. Het is alleen niet duidelijk waarom je blijkbaar religie nodig hebt om nihilisme tegen te gaan. Het gaat vrij ver om de afwezigheid van religie gelijk te stellen aan nihilisme, wat hier impliciet wordt gedaan.
2.3 Artikel 4
Artikel 4 luidt:
De vrijheid van de mens, naar zijn aard bestemd om als vrije persoonlijkheid in gemeenschap te leven, beschouwt de Partij als het kostbaarste goed. Zij acht de vrije menselijke geest de levenskracht der gemeenschap. Zij ziet de uit het gemeenschapsverband voortvloeiende gebondenheid van de individuele mens niet als een beperking zijner vrijheid, doch als een onmisbare voorwaarde om die vrijheid rechtens en feitelijk te verwezenlijken. Zij verlangt, dat bij het bepalen van de mate en de vorm dier gebondenheid steeds als doel voor ogen zal staan het waarborgen ener zo groot mogelijke geestelijke, staatkundige en maatschappelijke vrijheid voor allen. De Partij is er zich van bewust, dat ware vrijheid alleen bestaanbaar is, indien zij gepaard gaat met verantwoordelijkheid. Het is de taak der democratie de voorwaarden te scheppen, waardoor die verantwoordelijkheid tot haar recht kan komen. Daarvoor is in de eerste plaats nodig, dat de zelfstandige kracht in het volk wordt bevorderd. Op staatkundig gebied betekent dit de handhaving van het parlementair regeringsstelsel, op sociaal gebied het scheppen van instellingen, die een verantwoordelijk beleid van werkgevers en werknemers verzekeren. Het doel van het beleid, zo in de staatkundige, als in de sociale instituten, moet zijn de verwezenlijking der sociale gerechtigheid door gestage samenwerking van dag tot dag in onderling overleg van alle bevolkingsgroepen.
Uit de zin “Daarvoor is in de eerste plaats nodig, dat de zelfstandige kracht in het volk wordt bevorderd” blijkt opnieuw dat de overheid er blijkbaar is om te zorgen dat mensen zelfstandig worden. Je zou zeggen dat mensen ook wel opeigen kracht zelfstandig kunnen worden. Een overheid is overigens wel in staat om mensen afhankelijk te maken.
2.4 Artikel 5
Artikel 5 van de beginselverklaring uit 1948 luidt:
Op het terrein der stoffelijke welvaart streeft de Partij, met verwerping zo van de socialistische als van de individualistische economie, naar maatschappelijke verhoudingen, die sociaal gerechtvaardigd en economisch verantwoord zijn. Zij verwerpt derhalve de leer van het laissez faire laissez passer, die een ieder de vrijheid wil laten naar eigen goeddunken te handelen. Die leer moge aanvaardbaar zijn geweest voor een voorbijgegaan tijdperk in de maatschappelijke ontwikkeling, voor de huidige wereld is een vrijheid voor de enkeling, die geen verantwoordelijkheid tegenover anderen kent, niet langer te aanvaarden. . Even onaanvaardbaar is echter een maatschappij waarin de Staat alle macht tot zich zal hebben getrokken en aan de individuele mens alle vrijheid zal zijn ontnomen. De Partij wenst daarom te streven naar het juiste midden, naar een evenwicht tussen maatschappelijke en individuele factoren, omdat zij alleen daarin de mogelijkheid ziet voor de verwezenlijking ener ware vrijheid.
Die laatste twee zinnen vind ik er vreemd voor een beginselverklaring van een liberale partij. Waarom zou je niet de vrijheid mogen hebben om naar eigen goeddunken te handelen? Het liberale principe is immers, zoals bijvoorbeeld verwoord in John Stuart Mills schadebeginsel, dat iedereen de vrijheid heeft om te doen wat hij wil, zolang hij daarbij geen anderen schaadt.
Verder vraag ik me af wat er met de zinsnede “Die leer moge aanvaardbaar zijn geweest voor een voorbijgegaan tijdperk in de maatschappelijke ontwikkeling” wordt bedoeld. Drie dingen: 1) het impliceert dat het feite dat we nu verder zouden zijn met de maatschappelijke ontwikkeling relevant is voor de vraag welke handelingen toelaatbaar zijn en dat lijkt me erg de vraag. Je zou zeggen dat sommige dingen goed zijn of slecht. We zeggen tenslotte ook niet dat het voor moord, diefstal, fraude, mishandeling relevant is wat de maatschappelijke ontwikkeling is; 2) Als je alleen jezelf schaadt is het namelijk de vraag aan wie je daarvoor verantwoording zou moeten afleggen; en 3) dit impliceert ook dat als iemand naar eigen goeddunken handelt hij geen verantwoordelijkheid jegens anders heeft. Dat is vreemd. Je kunt immers toch gewoon zeggen dat iemand mag doen wat hij wil zolang hij anderen niet schaadt en dat hij jegens anderen aansprakelijk is indien hij hen toch schaadt.
Ten slotte wil ik iets zeggen over die laatste zin. “Partij wenst daarom te streven naar het juiste midden, naar een evenwicht tussen maatschappelijke en individuele factoren, omdat zij alleen daarin de mogelijkheid ziet voor de verwezenlijking ener ware vrijheid.” “Het juiste midden” en “een evenwicht” klinken natuurlijk prachtig en je bent geneigd om er automatisch van uit te gaan dat dit ook goed is. Maar waarom zou je ervan uitgaan dat er een evenwicht tussen een individu en de staat zou moeten zijn. In de vorige eeuw zijn er ongeveer 170 miljoen mensen door overheden vermoord, veelal door hun eigen overheid, en dat is zonder oorlogsslachtoffers mee te tellen. Het idee is dat het te radicaal zou zijn om te zeggen dat er geen staat zou moeten zijn ‘De waarheid zal wel in het midden liggen’, wordt dan vaak gedacht. Maar mensen vinden in het algemeen bij moord ook niet dat er een beetje moord moet zijn of dat er een evenwicht tussen heel vele moord en helemaal geen moord moet zijn. Ik ben van mening dat de staat niet goed is. Ik vind wel dat er een staat mag zijn, maar alleen als die zijn inkomsten niet via dwang verkrijgt.
2.5 Artikel 6
Artikel 6 luidt:
De constitutioneel-parlementaire monarchie onder het nationaal Koningshuis van Oranje acht de partij de meest echte waarborg voor de vrijheid des volks. Zij stelt zich schrap tegen alles wat naar ontaarding der gezonde beginselen van deze regeringsvorm zweemt.
Het is de vraag waarom de VVD voor het Koninghuis is. Een monarchie is lastig verenigbaar met klassiek-liberalisme. Hoe kun je stellen dat een Koningshuis een waarborg is voor de vrijheid van het volk als datzelfde koningshuis parasiteert op de burger en via dwang middelen verkrijgt voor de continuering van een luxe leven.
2.6 Artikel 11
Artikel 11 zegt onder meer:
De Partij verlangt, dat de overheid aan de vraagstukken van het volksonderwijs, de volksopvoeding en de volksontwikkeling haar ernstige aandacht zal blijven schenken.
Juist het onderwijs is echter is waarvan een klassiek-liberaal zou moeten vinden dat het iets is waarmee de overheid zich niet zou moeten bemoeien. Frédéric Bastiat schrijft hierover op bladzijde 9 van The Law het volgende:
Dat, in het door de overheid gesubsidieerde onderwijs, leraren en professoren strikt afzien van alle kritiek op de wetten die thans van kracht zijn “ten einde het respect ervoor op geen enkele wijze in gevaar te brengen”.
Dus als er een wet bestaat die slavernij, monopolie, onderdrukking of diefstal in welke vorm dan ook goedkeurt, dan mag dit niet worden gezegd. Want hoe kan men het hierover hebben zonder het van ons verlangde respect voor de wet te ondermijnen? Bovendien moeten ethiek en politieke economie worden onderwezen vanuit de visie dat de wet goed is, met de vooronderstelling dat het een goede wet is omdat het de wet is.
Een ander effect van deze tragische visie op wet en onderwijs is, dat het een overdreven nadruk legt op de politieke passies en conflicten, en op de politiek in het algemeen.
Dit soort observaties in van alle tijden. Kinderen hebben vandaag de dag in hun lesboekjes staan “De Europese Unie is goed.” Je kunt toch moeilijk volhouden dat dat neutrale informatie is.
Verder schrijft Bastiat in The Law op bladzijde 28:
De Wet en het Onderwijs
Sommigen zeggen “Er zijn mensen die geen onderwijs hebben genoten” en zij wenden zich tot de wet. De wet is echter, op zichzelf, geen toorts van kennis die zijn licht op iedereen werpt. De wet strekt zich uit over een maatschappij waar sommige mensen kennis hebben en anderen niet, waar sommige burgers behoefte hebben aan leren en anderen les kunnen geven. Hier heeft de wet slechts twee alternatieven: zij kan deze betrekkingen van lesgeven / leren toestaan vrij te opereren zonder dwangmatige tussenkomst, dat is dus tussenkomst gesteund op fysieke kracht, of zij kan de mensen dwang opleggen door van sommigen genoeg te nemen om de leraren te betalen die zij aanwijst om anderen gratis les te geven. In dit laatste geval pleegt de wet legale plundering en overtreedt de vrijheid van bezitten.
Erg aan te raden in dit verband is Murray Rothbards “Education, Free and Compulsory”
2.7 Artikel 12
Artikel 12 luidt:
De Partij wenst de volle nadruk te leggen op de betekenis van de radio-uitzendingen voor volksontwikkeling en volksopvoeding.
Zij zal op dit gebied streven naar een oplossing, die aan de uit het vrije particuliere initiatief voortgekomen omroepverenigingen een zelfstandige plaats geeft en tevens waarborgen schept voor een onderlinge samenwerking ter verzorging van een algemeen programma, zodat door de uitzending van de algemene en bijzondere programma’s de nationale cultuur tot uiting komt.
Ik mag het waarschijnlijk niet zeggen, maar dit klinkt redelijk socialistisch. De vraag waarop alle normatieve vooronderstellingen uit de beginselverklaring worden gebaseerd wordt niet toegelicht. Het antwoord daarop zal vermoedelijk zijn dat deze waarden uit de christelijke cultuur voortvloeien.
2.8 Artikel 13
Artikel 13 luidt als volgt:
De Partij beseft, dat in elke machtsconcentratie, op welk gebied ook, gevaren liggen besloten voor de vrijheid. Daarom streeft zij op het terrein van staatkundige en maatschappelijke werkzaamheid naar decentralisatie. zij is diep doordrongen van de levenswekkende kracht, die uitgaat van gewestelijke en plaatselijke zelfstandigheid. Zij acht de eigen werkzaamheid der burgerij in kleinere gemeenschappen een der meest doeltreffende middelen van opvoeding tot burgerzin. Zij ziet uit dezelfde overwegingen in de ontwikkeling van nieuwe vormen van functionele decentralisatie een stap naar de oplossing van de steeds meer nijpende vraag, hoe voorkomen kan worden, dat het gemeenschapsbesef verdwijnt en de individuele mens zich verloren waant in de massa.
Met het eerste deel van dit artikel ben ik het voor het eerst eens helemaal eens. Maar met dat laatste deel van de laatste zin niet. Mensen zijn sociale wezens. Weliswaar is er een tendens dat mensen meer alleen wonen. In Hamburg en Stockholm woont ongeveer 70% van de mensen alleen. Maar er zijn toch weinig mensen die geen contacten met anderen hebben en er zijn er helemaal weinig die dat niet willen.
Mensen hebben het vaak over doorgeschoten individualisering. Maar wat ze dan bedoelen is mij vaak niet duidelijk. Er zit namelijk een groot verschil tussen methodologisch individualisme en feitelijk individualisme. Bij het eerste gaat het erom dat het individu als uitgangspunt wordt genomen bij politiek-filosofische theorieën en niet de gemeenschap. Maar daarbij moge duidelijk zijn dat mensen nu eenmaal graag met anderen omgaan.
Het individualisme van tegenwoordig wordt naar mijn idee vooral veroorzaakt door de overheid, omdat die verantwoordelijkheden bij mensen weghaalt. Echtscheidingen nemen toe als alleenstaande moeders met kinderen beter af zijn dan getrouwde gezinnen. Meer mensen gaan naar verzorgingstehuizen als de overheid daarvoor zorgdraagt en mensen hun eigen familie niet meer hoeven op te vangen. Mensen gaan zich asocialer gedragen als ze weten dat ze toch wel een uitkering van de overheid krijgen en niet van de goedheid van anderen afhankelijk zijn.
2.9 Artikel 15
Artikel 15 luidt:
Naar het oordeel van de Partij liggen in het private eigendomsrecht op zichzelf geen maatschappelijke gevaren, noch spruiten deze voort uit de wijze, waarop het wordt uitgeoefend. De begeerte naar eigen bezit is te zeer verbonden met de natuur van de mens dan dat het mogelijk zou zijn het particuliere eigendomsrecht te missen. Het eigendomsrecht is echter geen onveranderlijke grootheid. De wijze, waarop het mag worden uitgeoefend, behoort voortdurend aangepast te worden aan de maatschappelijke ontwikkeling. Daarbij is in het oog te houden, dat iedere vergroting der mogelijkheid voor alle groepen van het volk om zich eigen bezit te verwerven, een bijdrage vormt tot vergroting der stabiliteit van de maatschappelijke verhoudingen.
Toen ik de zin “Het eigendomsrecht is echter geen onveranderlijke grootheid. De wijze, waarop het mag worden uitgeoefend, behoort voortdurend aangepast te worden aan de maatschappelijke ontwikkeling.” Las had ik echt het idee dat ik het beginselprogramma van de PvdA of de SP las. Ik ben blij dat Herbert Spencer en Frédéric Bastiat dit niet meer hebben hoeven meemaken.
Ik zie persoonlijk echt niet waarom het eigendomsrecht aan de maatschappelijke ontwikkeling moet worden aangepast. Het is op zichzelf een mooi rookgordijn waarmee je zo ongeveer alles kunt rechtvaardigen. Maar als je een consistente theorie hebt over de wijzen van eigendomsverkrijging, zoals die van John Locke, namelijk dat de mens recht heeft op zijn eigen lichaam en op de vruchten van zijn arbeid, kun je daarmee naar mijn idee wel volstaan. Je kunt het dan nog preciseren, door te zeggen dat ook zaken die je van anderen voor niets krijgt en waarover zij beschikkingsbevoegd zijn je eigendom kunnen worden. En in een aantal gevallen zal het een kwestie van interpretatie zijn of iets aan de definitie voldoet.
Maar een consistente theorie over eigendomsverkrijging zal toch in elk geval aan het criterium ‘vrijwilligheid’ moet voldoen. Anders betekent het dat sommigen over anderen mogen beschikken.
Conclusie
Wat ik afleid uit de beginselverklaring van de VVD uit 1948 is dat de vrijheid van het individu kennelijk alleen waarde heeft zolang die een groter maatschappelijk doel dient. Ik denk dat de vrijheid van het individu een doel op zichzelf is. Zolang mensen anderen niet schaden zouden ze moeten kunnen doen wat ze willen.
Ik realiseer me dat ik alleen de beginselverklaring van 1948 heb besproken en niet die van 1966 en van 1980, maar daarin komt datgene wat ik bekritiseer, namelijk een overheid die diep ingrijpt in het privé-leven van mensen, nog duidelijker in naar voren.
Als je dat loslaat betekent het namelijk dat mensen over elkaar mogen beschikken en het is de vraag hoe je dat kunt verdedigen. Ik vind dat iedereen dezelfde rechten zou moeten hebben. De enige legitieme taak van de overheid is dan ook dat ze mensen tegen elkaar moet beschermen, niet tegen zichzelf. De overheid zou mensen moeten beschermen en niet over ze moeten regeren.
Ik denk dat er een herbezinning moet komen op de vraag wat de legitieme taken van de overheid zijn. De VVD zou zich als enige klassiek-liberale partij in Nederland kunnen presenteren. Veel mensen die nu ontevreden hun lidmaatschap opzeggen zouden dan waarschijnlijk terugkomen. Ik denk dat het een taak van de JOVD zou kunnen zijn om de VVD hierop te wijzen.
Ik ben zeer benieuwd naar de reactie van de JOVD. Ik acht de discussie zo fundamenteel, dat ik hoop, dat deze zal uitmonden in een brede maatschappelijke discussie (van uiterst links tot uiterst rechts) met alle staatsrechtelijke en politieke gevolgen van dien.
Zo die durft, in een anarchie met het recht van de sterkste geloof ik ook niet en ben daarom, met een paar D66 onderbrekingen, toch al zo een 40 jaar VVD-er.
Ik lees deze site graag en ben het er vaak mee eens, het is een goede site om over de zaken na te denken/praten. Ga door !
Comments are closed.