Op 7 februari verklaarde Tony Blair dat de wereld nog maar zeven jaar de tijd heeft om cruciale beslissingen te nemen ten aanzien van de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen. Anders zou wel eens een ‘tipping point’ kunnen worden bereikt.

Dit is de laatste en misschien meest dramatische in lange reeks van alarmerende uitspraken van vooraanstaande politici over de effecten van het antropogene (door de mens veroorzaakte) broeikaseffect.

Waar is deze uitspraak op gebaseerd? Op nieuwe wetenschappelijke inzichten? Of op een onwrikbaar seculier geloof, dat een vacuüm lijkt op te vullen in een wereld die door ontkerkelijking wordt gekenmerkt? Ik vermoed het laatste. Immers in wetenschappelijke kringen lijkt een geleidelijke kentering plaats te vinden in de richting van een wat nuchterder kijk op het klimaatvraagstuk, getuige de talloze studies die in gerenommeerde wetenschappelijke bladen verschijnen en die op gespannen voet staan met de antropogene broeikashypothese.
De discussie rond de zogenoemde ‘hockey stick’-grafiek vormt daarvan een illustratie.

Deze discussie is thans in een nieuwe fase gekomen doordat een van de meest prominente critici van de ‘hockey stick’, Steve McIntyre, die tot dusver door de broeikasgelovigen werd genegeerd, onlangs officieel werd uitgenodigd door de ‘National Research Council of The National Academies of the United States’ om deel te nemen aan een speciale commissie die de reconstructies van oppervlaktetemperaturen moet onderzoeken over de afgelopen 1000 – 2000 jaar.

Voor politici vormen de rapporten van het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) een bijbel. Helaas baseren ze zich hierbij niet op de omvangrijke onderliggende deelstudies, maar overwegend op de alarmerende passages uit de ‘Summary for Policymakers’, die het resultaat zijn van een superieure vorm van ‘spindoctoring’.
Hoe deze ‘spindoctoring’ heeft plaatsgevonden wordt gedetailleerd uit de doeken gedaan in het onlangs verschenen boek van de Franse klimatoloog Marcel Leroux (Global Warming – Myth or Reality? The Erring Ways of Climatology. Springer Verlag).

Uit onvrede met dit soort praktijken hebben verschillende vooraanstaande wetenschappers afstand genomen van het IPCC. Wat de VS betreft kan Chris Landsea, een hurricane-deskundige, worden genoemd. In ons land kunnen Henk Tennekes, voormalig KNMI-directeur wetenschappelijk onderzoek (zie het interview met hem in Elsevier, 4 februari 2006: ‘Kyoto is onzin’), en Hans Oerlemans, glacioloog en winnaar van de Spinoza-prijs, worden genoemd.

De politiek gaat ervan uit dat er voldoende zekerheid bestaat op het gebied van de klimaatwetenschappen om tal van maatregelen te rechtvaardigen – maatregelen die grote maatschappelijke en economische consequenties hebben en die een bedreiging vormen voor de vrijheid van de individuele burger. Bij nader inzien blijkt dat niet het geval te zijn. En in tegenstelling tot wat vaak wordt beweerd is er geen ‘consensus’ onder wetenschappers over de antropogene broeikashypothese.

Het is bij dit alles pikant dat de afkoelingsthese weer een ‘come back’ maakt. Dit was het dominante schrikbeeld van de jaren zestig en zeventig, toen prominente klimatologen waarschuwden voor de dodelijke dreiging van een nieuwe ijstijd. De inhoud van de boodschap was het tegendeel van die van de huidige broeikasgelovigen, maar de begeleidende dramatiek was dezelfde. Zo zei J. Murray Mitchell daarover: ‘The cooling has already killed hundreds of thousands of people in poor nations. It has already made fuel and food more precious, thus increasing the price of everything we buy. If it continues, and no strong measures are taken to deal with it, the cooling will cause world famine, world chaos, and probably world war, and all this could come by the year 2000.’

Een andere deskundige, Lowell Ponte, verklaarde: ‘The facts have emerged, in recent years and months, from research into past ice ages. They imply that the threat of a new ice age must now stand alongside nuclear war as a likely source of wholesale death and misery for mankind.’

Tenslotte Nigel Calder: ‘At this point, the world’s climatologists all agree … Once the freeze starts, it will be too late.’ Het was het spiegelbeeld van het door Blair genoemde ‘tipping point’.

Onlangs heeft de astronoom Khabibullo Abdusamatov van het Pulkovo Astronomisch Observatorium in St. Petersburg verklaard dat we in het midden van deze eeuw een kleine ijstijd tegemoet gaan als gevolg van verminderde zonneactiviteit. Deze zou over 6 of 7 jaar beginnen. In België is het de astronoom Dirk Callebaut die rekening houdt met deze mogelijkheid – in kringen van astronomen aangeduid als een ‘groot minimum’, zoals het Maunder Minimum (1650 – 1700), een periode van bevroren kanalen in Holland, bevroren Thames en Seine, enz.

Als deze astronomen gelijk krijgen zal het ‘tipping point’ dus een tegengesteld karakter hebben dan wat Tony Blair voor ogen staat en zullen de honderden miljarden die de wereld thans jaarlijks aan Kyoto uitgeeft, weggegooid geld blijken te zijn.

Maar zeker weten we dat natuurlijk niet, net zo min als we zeker weten of er een schadelijke opwarming zal komen.

Wat te doen in het licht van deze onzekerheid? Daarover zei de eerder aangehaalde klimatoloog Henk Tennekes: ‘We begrijpen maar 10 procent van het klimaat. Dat is niet genoeg om via ‘Kyoto’ de wereldeconomie overhoop te halen.’ Zo is dat!

Hans Labohm is met Dick Thoenes en Simon Rozendaal auteur van Man-Made Global Warming: Unravelling a Dogma (isbn: 0 906522 25 0). Sinds kort is hij ‘expert reviewer’ van het IPCC.

Zie ook: The End Is Not Nigh?