Wij lazen het volgend sprookje voor u in een oude Telegraaf:

De president van een groot Amerikaans concern heeft zijn aandeelhouders tijdens een vergadering een sprookje voorgelezen. Zijn moderne versie op een fabel luidde:

Er was eens een kleine hen, die liep te scharrelen op een boerenerf. Op een dag vond zij een paar graankorrels. Zij riep haar buren erbij en zei: “Als we deze tarwe zaaien, hebben we later brood om te eten. Wie wil mij met het zaaien helpen?”

“Ik niet”, zei de koe.

“Ik niet”, zei de eend.

“Ik niet”, zei de zeug.

“Ik niet”, zei de gans.

“Dan doe ik het zelf”, zei de kleine hen. En zij hield woord. De tarwe kwam prachtig op en rijpte tot goudgeel koren. “Wie wil mij helpen oogsten?”, vroeg toen de kleine hen.

“Ik niet”, zei de eend.

“Dat valt buiten mijn bevoegdheden”, zei het varken.

“Dat is te min werk voor een chef”, zei de koe.

“Ik zou mijn werkeloosheidsuitkering verliezen”, sprak de gans.

“Dan doe ik het zelf”, antwoordde de hen. En zij hield woord. Tenslotte was alles klaar om brood te gaan bakken. “Wie wil mij helpen?”, vroeg de kleine hen. “Dat zou overwerk worden”, zei de koe. “Ik zou mijn bijstandsuitkering kwijtraken”, mopperde de eend. “Ik ben een “drop-out”. Ik rook liever hasj, trouwens ik heb nooit iets geleerd”, gromde het varken. “Moet ik nu als enige helpen bakken?”, protesteerde de gans. “Dat is discriminatie”.

“Dan doe ik het zelf wel”, antwoordde de kleine hen. Zij bakte vijf prachtige broden en liet die trots aan de buren zien. Die wilden er allemaal wel een stukje van hebben, ja, zij eisten zelfs een rechtmatig deel. Maar de kleine hen zei: “Niks hoor. Ik kan ze best alle vijf op”. “Walgelijke woekerwinst !”, gilde de koe. “Kapitalistische uitzuiger”, riep de eend. “Ik eis gelijke rechten”, schreeuwde de gans. En het varken knorde boos.

En de dieren schilderden demonstratieborden met het woord “hebberd” erop en liepen alsmaar in kringen rond de kleine hen, terwijl zij haar heel lelijk uitscholden. Toen er een vertegenwoordiger van de regering kwam kijken, zei hij tegen de hen: “Je moet niet zo gulzig en hebberig zijn’.

“Maar ik heb het brood helemaal zelf verdiend”, zei de kleine hen.

“Precies”, zei de man van de regering, “dat is het prachtige systeem van het vrije ondernemerschap: iedereen op het erf hier mag net zoveel verdienen als hij zelf wil. Maar onze nieuwe voorschriften bepalen wel, dat de werkende arbeiders de opbrengst moeten delen met hen, die niet werken”.

En zij leefden allemaal lang en gelukkig. Ook de kleine hen, die alsmaar liep te kakelen: “Ik ben dankbaar, o, wat ben ik dankbaar”.

Maar haar buren vroegen zich wel af, waarom ze nooit meer van dat lekere brood bakte.