Een bericht dat een van onze Belgische leden in het dagblad “De Standaard” las:

Misschien denkt u dat sprookjes niet bestaan – maar lezeres Vercammen uit Nijlen is daar niet meer zo zeker van. Ik wil u een modern sprookje vertellen, schrijft zij, over twee jonge mensen. Hij is 24, zij is 23 – en zo beschrijft mevr. Vercammen hun sprookjesleven:

Hun kasteel is een caravan, die zij mogen gebruiken van hun tante die hem maar drie weken per jaar nodig heeft (in de zomer). Of die caravan bewoond is of niet maakt geen verschil: de huur voor de staanplaats moet toch betaald worden en dus hoeft het paar uit dit sprookje alvast geen huur te betalen.

Op maandagmorgen, om negen uur, gaan beiden rustig naar het stempellokaal. Een half uurtje later zit de man al met zijn krantje op de bank in de caravan, terwijl zijn vrouw rap een handwasje doet: bloesje, hemd, wat broekjes. Het weinige goed, dat twee mensen vuilmaken in een week. De grote was gebeurt om de zes weken in de wasserij, die hem kastklaar terugbezorgt.

Tegen de middag wordt een boterhammetje gegeten, waarna even wordt gerust tot het vier uur is en tijd voor bezoek bij ouders, broers, zusters, tantes, ooms, neven, nichten of wie dan ook uit de grote familie. Soms wordt een bezoek gebracht aan vrienden en elke week worden er vrienden bijgemaakt, zodat het spookjespaar niet te vaak naar hetzelfde huis moet.

Bij dat bezoek moeten ze onvermijdelijk blijven eten, want gastvrijheid is een deugd en twee man meer aan tafel voel je toch niet. Anders wordt er wel rap iets uit de diepvries gehaald. Zij helpt bij de vaat, iedereen babbelt wat, kijkt wat tv en daarna gaan zij terug naar hun caravan, op weg naar de dinsdag.

Dinsdag is zoals maandag, behalve dat zij haar wasje strijkt. Op woensdag gaan zij naar de markt en ’s avonds naar de bioscoop. Donderdag wordt het caravannetje wat opgeknapt, vrijdag gaan ze naar de grote markt in de stad en ’s avonds naar haar ouders. Op zaterdag mag er lang worden uitgeslapen, waarna ze even naar de supermarkt gaan en ’s avonds zijn ouders opzoeken.

Zondagmorgen wordt lang geslapen. In de late ochtend brengen ze een paar bossen bloemen naar de schoonmoeders, ’s middags eten zij bij haar ouders en ’s avonds bij zijn ouders of omgekeerd. En dan begint alles van voren af aan.

Hoe zij dat klaarspelen? Zij stempelt (= WW trekken) al sedert vijf jaar en krijgt het minimumloon, zowat 10.000 fr. Hij stempelt nog maar negen maanden en krijgt zowat 20.000 fr. Om alle last met de fiscus te vermijden zijn zij niet getrouwd. Ze betalen een beetje voor gas en elektriciteit in hun gratis woning, boterhammetjes voor ’s middags kosten ook niet veel, uitgaven voor amusement zijn bescheiden, de wekelijkse bloemen kosten geen fortuin, en elke maand wordt duizend frank of zo opzij gezet, waarmee zij tijdens de zomer gedurende drie weken naar Spanje gaan, wanneer tante haar caravan zelf nodig heeft.

Het personeel in hun “kasteel” dat zijn wij allemaal, want wij leveren hen de middelen om hun sprookje te beleven.

Trouwens, waarom zouden zij gaan werken, om duizend frank per week méér te verdienen?

Hopelijk eindigt ook voor hen het sprookje met een “zij leefden lang en gelukkig”, zodat wij binnen vijftig of zestig jaar met hen door de stad kunnen rijden om hen te feliciteren met de vijftigste of zestigste verjaardag van hun huwelijk.

Was ik twintig jaar jonger, ik deed hetzelfde. Ik zou ook zeggen “laat de boel maar waaien”, dat kun je met twaalf miljoen helpers, die trouw hun centjes afgedragen aan vadertje Staat.