De regering moet de bevolking aanslaan voor elke gulden die ze uitgeeft. Deze belastingen worden aan de burgers op drie manieren opgelegd. Eén daarvan is zichtbaar; de andere twee zijn verborgen. Zichtbare belastingen zijn zo impopulair dat het merendeel van de kiezers hun vertegenwoordigers – op straffe van verlies van positie – dwingt deze zo gering mogelijk te houden. Toch blijft deze meerderheid, zonder er bij na te denken, meer geld van de regering vragen dan ze bewust aan de regering wil betalen. Dit extra bedrag moet op onverdachte manier worden bijeen gebracht.

De eerste verborgen manier is via belastingen opgelegd aan het bedrijfsleven, maar die noodzakelijkerwijs worden doorberekend in hoger prijzen, waarvan de misleide meerderheid niet de regering de schuld geeft, maar het bedrijfsleven. Dit is een belasting die op de consument drukt door alles wat hij koopt. De tweede verborgen manier – teneinde het verschil aan te vullen tussen wat uitgegeven wordt en de twee bovenstaande belastingen – is via leningen door de regering aangegaan. Een deel hiervan komt uit particuliere bronnen, wat tot gevolg heeft dat er minder geld beschikbaar is voor productief gebruik, dat de rente omhoog gaat, en dus dat de toename van waarden en banen wordt vertraagd of belet.

Het laatste en grootste deel van wat er meer wordt uitgegeven wordt op de burgers verhaald door middel van het drukken van bankbiljetten. Hierdoor wordt de waarde van ieders inkomsten, spaarcenten, pensioenen en uitkeringen verlaagd. Dit is de belasting via inflatie: de grofste, bedrieglijkste, meest regressieve van allemaal, waardoor de mensen het meest worden verzwakt. Lenin heeft voorspeld dat we onszelf ermee zouden vernietigen, en wij hebben ons best gedaan om hem gelijk te geven.

Als dus een op stemmen beluste kamer, als door een wonder, zou toestaan dat een belastingverhoging in zijn geheel gebruikt zou worden om het tekort van de regering te verminderen, dan nog zou de kostprijs van de regering precies dezelfde blijven.

Alleen een netto reductie van de uitgaven – en dus van het totaal van de drie belastingen – zal de kostprijs van de regering verlagen, evenals haar overheersende bijdrage aan onze inflatie, werkeloosheid, hoge rente en gebrek aan concurrentiekracht.