Schokkend, maar eigenlijk heb ik niets tegen subsdidies. Deze opvatting is natuurlijk geheel in strijd met de gangbare libertarische opvattingen. Toch, als even buiten het enge patroon wordt gekeken en even voorbij wordt gezien aan de stelling dat alles wat de overheid doet niet in overeenstemming met de wensen is, kan in tijden van teruglopende welvaart door een centraal instituut wat worden gedaan aan het opvijzelen van de publieke opinie en mogelijk zelfs het tij worden gekeerd.

Natuurlijk wordt het paard achter de wagen gespannen en in de vorm waarop momenteel subsidies worden uitgekeerd zou men zelfs eerder geneigd zijn te spreken over een doekje voor het bloeden, maar de vraag is of dit noodzakelijkerwijs het geval moet zijn. Waar het aan ontbreekt in het huidige systeem is vooral een bruikbare filosofie. Wat is namenlijke het geval? De werkeloosheid wordt gesubsidieerd. De norm om in aanmerking te komen voor subsidie is niet wat het zou moeten zijn: Een stimulans voor het bedrijfsleven. Het merendeel van de ondernemers en met name de kleinere is niet in staat het scala van subsidies te overzien. Het aantal mogelijkheden is enorm. In een publicatie van de Kamers van Koophandel van november 1980 stond een geenszins uitputtende lijst van al maar liefst 56 verschillende soorten subsidies. Het aantal is sedertdien alleen nog maar uitgebreid.

Een ander bezwaar van het huidige systeem is de controlemogelijkheid. De meeste mensen houden niet van pottekijkers. Bij het aanvragen van subsidie moeten er allerlei gegevens op tafel worden gelegd die de meesten niet graag zonder meer in de openbaarheid willen brengen. Dit kan zijn met het oog op de concurrentie, of gewoon omdat het geven van rekening en verantwoording tegen de aard indruist. Men wil eigen baas zijn … en blijven. Dat houdt ook in, dat elke vorm van controle van buitenaf gewantrouwd wordt. Alleen al het idee, dat iemand een vinger in de pap zal krijgen is voldoende om geen gebruik te maken van het huidige subsidie-systeem. Eenmaal in de molen opgenomen is er geen ontsnappen meer mogelijk. Waar bij krediet van de bank nog kan worden overlegd met andere geldverschaffers en de overeenkomst kan worden beëindigd door eenvoudig de schulden af te lossen, blijft bij subsidie een morele verplichting hangen. Wat zou de overheid zeggen als ondanks het toekennen van een groot bedrag na een paar maanden toch personeel moet worden ontslagen?

Hier raken we aan de kern van de subsidie-achtergrond. Subsidies zijn niet bedoeld om het bedrijfsleven te stimuleren. Als dit het geval zou zijn, hebben we te maken met een uiterst merkwaardige figuur waarbij bedrijven middels de werkgeversbijdragen aan de sociale verzekeringen, BTW en vennootschapsbelasting eerst enorme bedragen moeten opbrengen die dan later aan dezelfde bedrijven weer worden uitgekeerd. Een volslagen waanzinnige situatie. Het afschaffen van én de. vennootschapsbelasting (20 miljard) en het hele subsidiewezen (40 miljard) zou de overheid een enorme besparing opleveren. In tegenstelling tot de publieke opinie zijn het bovendien de middelgrote en kleinere ondernemingen die hiervan profiteren. Zij brengen het leeuwendeel van deze belasting op.

Het lijkt er op dat het doel van subsidies weinig met het bedrijfsleven van doen heeft. Mogelijk is de opzet arbeidsplaatsen te scheppen, maar ook dan is het stimuleren van het bedrijfsleven een eerste vereiste, waarbij het zwaartepunt zou moeten liggen bij het midden- en kleinbedrijf. Merkwaardig genoeg blijkt er maar één visie te passen op het huidige beleid: Het lamleggen van het bedrijfsleven om op deze wijze de bestaande arbeidsplaatsen te handhaven. Zorgen dat er niets verandert. Een statisch gegeven in een dynamische wereld. Hierdoor komt het dat in Nederland nog steeds textielindustrie bestaat, een bedrijfstak die in een technisch hoogontwikkeld land in het geheel niet past, om de eenvoudige reden dat arbeidskrachten te duur zijn geworden. Laat dit werk maar over aan de derde wereld, die kan er zijn voordeel mee doen, wat dan bovendien tot gevolg heeft dat de grenzen niet meer tegen hun goedkope producten hoeven worden afgeschermd en er kan eindelijk textiel worden gekocht voor een prijs die niet een veelvoud is van de werkelijke waarde.

Natuurlijk brengt het failliet van de textielindustrie (we houden dit maar als voorbeeld aan) het debacle mee van werkeloosheid. Op korte termijn is daar ook geen oplossing voor, maar de huidige politiek neemt ook de makers van oplossingen op lange termijn de wind uit de zeilen.

Waarom ik dan toch een voorstander ben van subsidies? Reden is dat een omweg soms de kortste weg is. Als het niet mogelijk is een rechte weg te volgen omdat die door een moeras leidt, pakt men een weg om dat moeras heen. Het subsidiebeleid zou gericht kunnen worden op het stimuleren van de industrie. De gedachten gaan hier met name uit naar het stimuleren van die industrietakken waarin Nederlanders excelleren. Het is te gek, dat know-how en materiaal voor de sleepvaart verkocht moet worden aan het buitenland en dat scheepsbouwers verzuchten: “Geef ons de vrije teugel en binnen tien jaar staan de enige scheepswerven die de wereld over heeft in Nederland”. Er zijn vele andere gebieden waarin Nederlandse instellingen als autoriteit worden beschouwd. In Mexico wordt op de radio dagelijks een landbouwpraatje uitgezonden dat verzorgd wordt door de Landbouw Hogeschool in Wageningen. Het geniet een grote belangstelling.

Misschien zijn dit niet direct de meest winstgevende projecten maar zoals Goethe reeds opmerkte: “Mann muss etwas sein um etwas zu werden”. Public Relations, en laten zien wat je kan, is razend belangrijk en met name door het stimuleren en ondersteunen van die zaken waar kennis en vaardigheid in bestaat, kan een impuls worden gegeven. Als er dan zonodig subsidie moet worden gegeven ligt hier een werkterrein waar een centrale overheid nuttig werk kan doen zonder het bedrijfsleven in de weg te lopen.