Na twee maanden en een stroom artikelen in de pers, is het stil geworden rond Jan Schaefer en zijn Progressieve Beweging.

Wie kennis genomen heeft van de 9 Uitgangspunten zoals hij deze geformuleerd heeft, herkende veel van wat libertariërs aansprak. Met stilte hebben wij betrekkelijk veel ervaring. Hoe zuiverder wij onze standpunten formuleren, hoe stiller het wordt. Althans wanneer wij met niet-libertariërs spreken.

Dat het niet stil blijkt, ligt aan de onvermoeibaarheid, van veel libertariërs om het steeds maar weer opnieuw te proberen. Om nog maar eens te trachten een discussie aan te zwengelen.

Een paar jaar geleden is het een grote poging daartoe in de samenleving, via een partijpolitieke discussie, niet gelukt. Andreas Kinneging, een overtuigd libertariër, probeerde het via de Teldersstichting, het wetenschappelijk bureau van de V.V.D. Hij schreef daartoe ,Liberalisme: Een speurtocht, naar de filosofische grondslagen’, kortweg bekend als de ‘Speurtocht’. Het was eeu bijna onverdund libertarisch werkstuk. Kinneging had ook veel invloed binnen de Commissie Geurtsen die trachtte de partijbeginselen te vernieuwen. Het lukte de Commissie zowel als de ‘Speurtocht’ veel stof te doen opwaaien. Het idee echter om waarlijk liberale beginselen terug te brengen in de VVD stuitte op een luidruchtige en bijna partijbrede afwijzing. Een betere schrijfwijze voor de partijafkorting zou, daarom “VvD” zijn. De kleine ,v’ om tenminste de gedachte levend te houden aan het beginselgoed waaruit de partij is ontstaan.

De stilte rond Schaefer is echter niet alleen veroorzaakt door een afwijzing van de ‘buitenwacht’. Schaefer was als .’ mbassadeur van de Sociale Vernieuwing’ ontevreden geraakt over de manier waarop deze in de praktijk gestalte kreeg. Als typische ‘doener’ bracht hij daarom zijn initiatief voor de ‘Progressieve Beweging’ al naar voren op een tijdstip dat hij het nog druk had met zijn adviseurswerkzaamheden betreffende de Sociale Vernieuwing als voorzitter van de Interdepartementale Projectgroep Sociale Vernieuwing. Hij had op dat moment geen tijd om een concrete organisatie op te zetten, en wilde eerst eens zien of er voldoende belangstelling uit de samenleving naar voren kwam. Weinig is er tot nu toe naar buiten gekomen over in hoeverre dit het geval is. Kennelijk volgens Schaefer voldoende, want met ingang van 1992 heeft hij zijn baan op het ministerie opgegeven om zich te kunnen wijden aan het praktisch gestalte geven van zijn geesteskind. Men is blij dat hij vertrekt uit het ministerie, want iemand die verklaart: „Ik ben helemaal geen ambtenaar en ik zal het ook nooit worden”, en daarnaast telefoon en briefpapier van zijn werkgever gebruikt om Nederland op te schudden, maakt zich niet geliefd in het ambtelijk wereldje.

Wat spreekt ons aan in de uitgangspunten? „Rechts en links in de politiek zijn verouderde termen”. Dat hebben we wel eens vaker gehoord, ook uit niet-libertarische monden maar het is bemoedigend dat iemand dit al aan het begin van zijn Uitgangspunten vermeld. „De beweging respecteert ieders persoonlijke overtuiging en vrijheid”. Zeer positief uit de mond van een eertijds prominente en nog steeds bekende PvdA-er. Andere punten: „omschrijving functieherziening overheid”, en: „zeggenschap over organisaties weer in handen van de gebruikers”. Uit andere punten blijkt dat Schaefer nog op de wip zit en het vertrouwen in de overheid niet helemaal kwijt is. Het lijkt wel of hij Bestuur met Overheid verwart, een klassieke denkfout. Maar uit zijn toelichting op de Uitgangspunten uit de Volkskrant van 4 oktober jl. blijkt dat hij wel het gevoel heeft dat er in zijn redenering een inconsistentie zit.

Hem staat als oplossing een soort Ronde- Tafelstructuur voor zoals wij die uit de DDR Kennen na de,Wende’, als voorbereiding op een betere samenlevingsvorm. Aan zo’n Ronde-Tafel hebben ook niet-politieke organisaties invloed op ae besluiten die de samenleving aangaan. Maar het is eigenlijk een oplossing die vlees noch vis is. Er wordt getwijfeld aan de zin van de overheid, maar deze wordt toch weer verondersteld een nuttige functie te hebben. Uit zijn toelichting blijkt duidelijk dat hij een Ronde-Tafelstructuur niet uit tactische overwegingen voorstelt. Dus als voorbereiding op een situatie waarin er helemaal geen overheid meer is; een tussenstadium dat noodzakelijk om in voldoende mate anderen ertoe over te halen de overheid vaarwel te zeggen. Dat blijkt wel een overweging als “het gemeentebestuur is overheid die het dichtst bij de burgers staat, gemeenten moeten dan ook een sterke positie en beleidsvrijheid krijgen”. Dit is dan kennelijk gedacht als vervanging van de centrale overheid. Hij begrijpt niet dat dit is door een achterdeur datgene binnenhalen wat hij elders verwerpt. Uit recent onderzoek blijkt dat er een enorme kloof door de burgers wordt ervaren juist tussen hen en de plaatselijke overheid. Zijn twijfel over hoe zich tegenover het fenomeen overheid op te stellen blijkt ook uit ‘Uitgangspunt 5’: “Om een beleid op hoofdpunten te kunnen voeren is het nodig de details te ontpolitiseren”. Als libertariër zou ik hem willen toeroepen: „Jan, waarom niet het beleid ook op hoofdpunten ontpolitiseren?” Op een andere plaats laat hij zien dat hij toch een goed begrip heeft waar het om gaat: „Hoe de overheid er uit moet zien, is een zaak van de kiezers. Niet van ambtenaren en bestuurders”. Hier hééft hij het duidelijk over de overheid als Bestuurder en niet als Geweldsmonopolist.

Schaefer beseft echter wel haarscherp wat het hoofdprobleem is. Dit zorgt ervoor dat de gewenste veranderingen naar een grotere zelfstandigheid van ieder individu geblokkeerd worden: de gevestigde belangen die in organisatiestructuren vastliggen. Deze gevestigde belangen liggen bij politici die weten dat zij in hun eigen functie meer inkomen en macht hebben dan in een niet-politieke functie, bij die ambtenaren die weten dat zij elders moeilijk terecht kunnen, en in het algemeen bij al diegenen die vanwege hun (gevorderde) leeftijd geen belang meer denken te hebben bij een drastische samenlevingsverandering, al is deze nog zo positief. Al deze lieden verdedigen zich met argumenten die echter aan de „ratio” of „het algemeen belang” ontleend zijn. Schaefer zelf maakt korte metten hiermee: „De uitvoering van het beleid kan voor een groot deel worden overgedragen aan particuliere organisaties. Voor ex-ambtenaren dreigt geen werkloosheid: ze kunnen bij deze organisaties aan het werk”. Ik weet wel: voor libertariërs is dit op zich geen optimale redenering. Wie zal voor deze overdracht zorgdragen? Mogen deze organisaties niet zelf bepalen wie zij in dienst nemen? Toch is zijn redenering een zeer grote stap op weg naar de juiste positie ten opzichte van de huidige opportunistisch-redenerende belangengroepen. Voorzover Schaefer zich nog positief over de overheidsfunctie uitlaat, is hij vooral slachtoffer van het Magisch Denken. Dit manifesteert zich vooral in het gebruik van het werkwoord “worden” als het erom gaat gewenste situaties te beschrijven. Uitgangspunt 2: … mensen die hulp nodig hebben, worden ook geholpen. ( ) Mensen worden geraadpleegd bij de voorbereiding van beleid”. Wie helpt deze mensen? Wie zorgt ervoor dat deze raadpleging ook daadwerkelijk gebeurt? Zijn tweeslachtigheid komt misschien wel het best tot uitdrukking in zijn toelichting waar hij aangeeft: “De taak van de overheid is niet in de eerste plaats verzorgen, maar iedereen de kans geven zelfstandig te zijn”.

Velen zouden kunnen zeggen: “Waarom hier zoveel aandacht aan besteden? Tweeslachtige redeneringen van niet-libertariërs, die het licht dreigen te gaan zien, hebben we al zo vaak gehoord of gelezen”. Ja, maar niet van PvdA-ers die als ‘doener’ bekend staan en actief in de weer gaan om aan hun ideeën uitvoering te geven. En bovendien spreekt dé stijl van Schaefer véél mensen aan. Zoals Wijnen eind oktober in de NRG schreef: „Schaefer heeft van alle vier wat: Benjamin Franklins aanstekelijke democratische geestdrift, Van der Capellens (publicist van een bekend anti-stadhouderlijk pamflet) klare taal, Tocquevilles gave des woords en Hopkins onstuimigheid en doenerschap.” (Harry Hopkins, assistent van Roosevelt, onstuimig pleitbezorger van het democratisch dynamisme).

De poging van Schaefer heeft ook een belangrijke signaalwerking: als zelfs een bekend socialist, althans PvdA-er, als Jan Schaefer zich uitlaat in termen en sympathiseert met overwegingen die libertariërs bekend en positief voorkomen, dan zal het ook de meeste niet-libertariërs duidelijk worden dat de waarde van de overheidsidee aan een grondige herziening toe is. Volgens een enquête van de VARA mag het initiatief van Schaefer op een aanhang rekenen die voor niet-libertariërs verrassend groot is.

Schaefer is zelf niet bang om radicale standpunten in te nemen. Al is het maar in termen van de groep waartoe hij op dat moment behoort. Nogmaals zoals Wijnen schreef: „Schaefer was een van de eerste politici die hun ogen de kost gaven in het bedrijfsleven toen dat in zijn partij nog tot vijandig, verboden gebied was verklaard. En toen het nog een taboe was om over de toenemende criminaliteit op straat te spreken was hij de eerste socialist die riep om de terugkeer van de conducteur op de tram. ( ) Die onderwerpen waren in zijn eigen PvdA nog onbespreekbaar, maar Schaefer was van jongsaf een veel te onafhankelijk man om zich door partijpolitieke inhibities te laten remmen”. Als we het hebben over een samenleving, dan kan deze het niet zonder ordening stellen zonder spoedig uiteen te vallen. Ik denk dat ik dan voor veel libertariërs spreek. De meeste mensen verwachten hun leven door te brengen in een samenleving, als was het maar uit overwegingen van arbeidsverdeling. Als libertariërs zijn we ervan overtuigd dat deze ordening vrijwillig van karakter hoort te zijn. Een ordening die dit niet is, kenmerkt zich door onrechtmatigheid en ondoelmatigheid.

Door een vorm van samenwerking aan te gaan met deze ‘Progressieve Beweging’ kunnen libertariërs voordeel aan twee kanten bereiken: enerzijds kunnen we meehelpen het gedachtenoed van de Beweging werkelijk consistent te maken en onze ervaringen in te brengen met het overbrengen hiervan, anderzijds aansluiting te vinden bij een veel grotere groep dan die tot nu toe door libertariërs bereikt is. Het gaat er om deze boodschap in al zijn simpelheid op doeltreffende wijze bij Jan Schaefer en de andere mensen van de Progressieve Beweging over te brengen. Het is duidelijk dat het gedachtegoed van de Progressieve Beweging nog in een ontwikkelingsfase verkeert. In een dergelijk stadium staat men nog open voor ideeën die een waardevolle bijdrage kunnen vormen.

Op dit moment zijn er werkgroepen van de Progressieve Beweging in voorbereiding. Er is het voornemen om tot bijeenkomsten te komen waarop belangstellenden kennis kunnen nemen van de voortgang van de werkzaamheden van de Progressieve Beweging. Een verdere uitwerking hiervan wachtte voorzover ik heb begrepen, op het moment dat Schaefer meer tijd hiervoor kan vrijmaken. In een volgend artikel kom ik terug op de ontwikkelingen rond de Progressieve Beweging zoals deze zich hebben voorgedaan sinds het schrijven van het voorgaande.