Als een ander iets doet wat u immoreel vindt, b.v. abortus plegen, en uw rechten komen daarbij…
Als een ander iets doet wat u immoreel vindt, b.v. abortus plegen, en uw rechten komen daarbij niet in het gedrang, dan wil dat, in een vrije samenleving niet meteen zeggen dat u meteen ook maar de omstreden ingreep moet gaan toejuichen. Het staat u vrij om via allerlei niet onrechtmatige middelen (boycot, discriminatie, laster, ostracisme, enz.) de ander duidelijk te maken dat u de actie weliswaar rechtmatig maar evenzeer moreel ontoelaatbaar acht. Maar let wel: hoewel zulke middelen niet onrechtmatig zijn, zijn ze op hun beurt volgens velen in niet geringe mate immoreel.
De luxe om er een moreel systeem op na te houden dat overdreven hoge eisen stelt aan de mens, en dan natuurlijk vooral aan de medemens, vraagt een hoge prijs. Deze prijs bestaat uit twee aspecten: de kosten ten gevolge van beperking van de markt (“Ik verkommer liever dan met zondaren handel te drijven”) en de kans dat derden uw boycot zo immoreel vinden dat zij op hun beurt een actie op touw zetten om u het leven wat lastiger te maken. Kortom, in een vrije samenleving kan iemand die op moreel gebied al te veeleisend is nog slechts leven in een gesloten gemeenschap van gelijkgestemden, en dat in de relatieve staat van armoede die het paradijs der deugdzamen kenmerkt.
Omdat de kosten van een veeleisend moreel systeem dus erg hoog uitvallen, zal zo’n systeem slechts aanhangers vinden onder hen die bereid zijn de prijs ervoor te betalen, en dat zullen er niet zoveel zijn: véél minder in ieder geval dan wanneer er géén kosten aan verbonden zijn. In onze maatschappij nu zijn de kosten weggevallen, met het natuurlijke gevolg dat het land bol staat van zedenmeesters van allerhande slag. De hoge prijs van een extreme moraal blijkt namelijk afgewenteld te kunnen worden op hen die volgens deze moraal immoreel handelen. Van vrijwilligheid is daarbij natuurlijk geen sprake…
De huidige wetgeving is een schoolvoorbeeld van hoe de kosten van een extreme moraal worden afgewenteld op anderen, door allerlei gebods- maar vooral verbodsbepalingen die stuk voor stuk onrechtmatig zijn. Want, vraagt men zich af, dient de overheid niet in te grijpen om de immoraliteit van de individuele keuze van de mensen bij te sturen? “Als de mensen immoreel genoeg zijn om liever jenever dan melk te kiezen, en liever cosmetica dan leermateriaal voor de kinderen, dan moet de Staat ingrijpen en bijsturen”. Het onoverkomelijke probleem daarbij is evenwel dat de mensen die niet in staat geacht worden om morele beslissingen te nemen wel in staat worden geacht politieke leiders te kiezen die moreel wijzer zijn dan zij. Of, je zou een morele dictator moeten hebben die alle morele keuzen oplegt, maar dan leidt de hieruit voortvloeiende alomvattende agressie alleen maar tot onrechtmatigheid en immoraliteit in het kwadraat, zodat het paard achter de wagen gespannen wordt.
Bovendien sluit dwang moraliteit uit. Moreel handelen vooronderstelt immers een keuzemogelijkheid, ongeacht het gekozen ethische systeem.
Maar er staat nog een paard achter de wagen. Een mens handelt nu eens moreel dan weer eens immoreel (maar niet onrechtmatig); het beste maatschappelijke systeem is dat waarbij het slechte, immorele wordt ontmoedigd, en het goede, morele, wordt aangemoedigd. Het staatsapparaat nu is het ideale kanaal om het slechte te doen, gezien de geïnstitutionaliseerde agressie die de staat kenmerkt. In een vrije markt daarentegen, zijn alle legitieme kanalen om agressie te plegen op andere mensen uitgesloten, zodat er ook minder immorele handelingen verricht zullen worden. Door de staat in te schakelen bij het verplicht stellen van de eigen moraal, en zo de kosten af te wentelen op anderen, moet ook de moralist uiteindelijk bedrogen uitkomen. Als hij tenminste goed kan rekenen.
En de moralist komt ook bedrogen uit. Het hele gedoe blijkt immers niet te werken. Onrechtmatige wetten zijn immers nooit effectief. Een treffende illustratie hierbij is het verbod op verdovende middelen, een middel dat veel erger is dan de kwaal. Het gebruiken en verhandelen van verdovende middelen is een volkomen vrijwillige zaak, waarbij niemands rechten geschonden hoeven worden; het verbod is derhalve onrechtmatig. Het verbod leidt ertoe dat drugs op de zwarte markt verhandeld dienen te worden, met alle vervelende gevolgen van dien.
Het eerste gevolg is dat marktinformatie duur wordt: voor de “rijke verslaafde” geen probleem omdat hij zijn dienstknecht erop uit kan sturen; maar een loontrekkende heeft de tijd niet om de markt te verkennen: hij zet of zijn inkomen of zijn gezondheid op het spel, maar meestal beide. Het verbod illustreert dus eens te meer het Mattheusprincipe.
Door het verbod worden ook de kosten veel hoger voor productie en distributie. Het nadelige effect hiervan wordt duidelijk bij een eenvoudig rekensommetje. Laten we heroïne als voorbeeld nemen. Zonder verbod komt de dagelijkse dosis op ongeveer 500 frank (plm. fl. 35) Maar als het illegaal is, moet de volwassen gebruiker al gauw op 3000 frank (plm. fl. 200,-) per dag rekenen.
Dat is één miljoen frank (fl. 70.000) per jaar. Omdat een verslaafde dit bedrag niet bij elkaar kan verdienen, moet hij het stelen, en omdat de netto opbrengst van diefstal rond 20% van de waarde ligt, moet hij per jaar dus voor vijf miljoen frank (fl. 350.000) stelen. Als er in België vijfduizend verslaafden zijn, moet er per jaar dus voor 25 miljard (fl 1,75 miljard) gestolen worden; bepaald een vervelende bijkomstigheid van het verbod.
Op zich is het verbruiken van verdovende middelen niet schadelijk voor anderen, en soms zelfs niet voor de gebruiker zelf. Een heroïne-spuitende dokter, die er goedkoop aan kan komen, kan gewoon blijven functioneren. De prijs kan hij probleemloos betalen en hij hoeft zijn tijd niet te verdoen met marktverkenning.
Als de handel in verdovende middelen vrij zou zijn, wordt het aanbod groter, de prijs lager, de markt doorzichtig (reklame!), en de kwaliteit betrouwbaar. De verslaafde aan heroïne hoeft evenmin uit stelen te gaan als een alcoholist nu, en hij kan even ‘goed’ blijven functioneren in de maatschappij.
Het verbod op verdovende middelen, de uitdrukking van het feit dat moralisten erin slagen wel de lusten maar niet de lasten van hun morele overtuiging te dragen, is zelf onrechtmatig (en dus immoreel), het lokt onrechtmatige daden uit, het is zéér schadelijk, en het is bovendien nog ineffectief.
Onrechtmatige wetten, met een morele achtergrond verschillen niet wezenlijk van andere onrechtmatige wetten. Steeds moet er betaald, worden voor de idealen van anderen, en niet alleen maar in klinkende munt.