De Verenigde Naties krijgen meer oog voor de achterblijvende ontwikkeling in de Arabische landen. Maar de rol van de islam daarbij blijft ten onrechte taboe, meent Hans Labohm.
De Verenigde Naties krijgen meer oog voor de achterblijvende ontwikkeling in de Arabische landen. Maar de rol van de islam daarbij blijft ten onrechte taboe, meent Hans Labohm.
Hoe komt het dat de Arabische beschaving, die in de Middeleeuwen op zo’n hoog peil stond, zo achterop is geraakt? In de islamitische literatuur wordt vooral gewezen op externe factoren, zoals het feit dat de Arabieren uit Europa werden verdreven, de kruistochten en de invallen van de Mongolen uit het Oosten. In latere perioden waren er de Europese koloniale en andersoortige interventies in de Arabische landen.
Maar in de westelijke literatuur ligt de nadruk op andere factoren, zoals de ecologische en klimatologische verschillen, in het bijzonder de oprukkende onvruchtbaarheid van woestijnen en steppen van het Midden-Oosten, islamitisch Noord-Afrika en Centraal Azië. Dit leidde tot een toenemend gebrek aan natuurlijke hulpbronnen. Daarnaast werd de handelsfunctie van de Arabische wereld ondermijnd door de Europese ontdekkingsreizen. In een latere fase, de twintigste eeuw, wedden de Arabische landen op het verkeerde paard wat betreft de keuze van hun economische orde. Toen zij politiek onafhankelijk werden, beschouwden zij het Westen als een bedreiging. Zo koos Egypte in 1950 voor een autarkische, nationalistische ontwikkeling op basis van socialisme volgens het Sovjet-model. In andere Arabische landen was er eveneens sprake van driftige bemoeienis van de overheid met de economie.
Maar daarnaast dient toch ook op een andere, dieperliggende en wellicht meest controversiële oorzaak te worden gewezen, die in de analyses van islamitische wetenschappers over het algemeen taboe is, namelijk de invloed van de islam op het denken en doen van moslims.
Onder invloed van de Griekse beschaving waren de Arabische geleerden aanvankelijk van mening dat de rede belangrijker was dan het geloof. Maar in de loop der tijd heeft zich in de Arabische wereld een geestelijke omwenteling voltrokken, waarbij de rollen werden omgedraaid. Zulks onder invloed van orthodoxe denkers die vreesden dat de rede en de filosofie onontkoombaar tot allerlei ketterse ideeën zouden leiden, en een bedreiging zouden vormen voor de eenheid van de gemeenschap der gelovigen. Het gevolg was religieuze orthodoxie en geestelijke conformiteit.
Uiteraard heeft een dergelijke oriëntatie een funeste invloed op de ontwikkeling van wetenschap, economie en technologie gehad. De ruimte voor individuele creativiteit en vernieuwing werd tot een minimum beperkt.
Recentelijk is het ‘Arab Human Development Report 2002′ verschenen, dat is uitgebracht door het United Nations Development Programme (UNDP) en het Arab Fund for Economic and Social Development. Het is een novum. Dergelijke rapporten zijn voor andere regio’s in de wereld inmiddels routine geworden. Maar de Arabische wereld schitterde tot dusver door afwezigheid. In het rapport wordt vastgesteld dat de Arabische landen gedurende de laatste drie decennia belangrijke vooruitgang hebben geboekt. De levensverwachting is met ongeveer vijftien jaar gestegen. De alfabetiseringsgraad is aanzienlijk verbeterd, zowel voor mannen als voor vrouwen, en absolute armoede (een inkomen van minder dan een dollar per dag) komt minder voor dan in andere ontwikkelingsregio’s.
Toch legt het rapport het accent op de tekortkomingen van de ontwikkeling in de Arabische wereld.
Het totale bbp van de Arabische wereld bedroeg in 1999 ruim 530 miljard dollar. Dat is minder dan dat van één enkel Europees land, Spanje, met een jaarlijks bbp van bijna 600 miljard dollar. Wat betreft het inkomen per hoofd neemt de Arabische wereld gemiddeld een hogere plaats in de wereldrangorde in dan de meeste andere ontwikkelingsregio’s. Maar hoewel de Arabieren het wat de menselijke ontwikkelingsindex (waarin naast het bbp per hoofd, de levensverwachting, alfa-betiseringsgraad en onderwijsparticipatie worden meegewogen) beter doen dan Sub-Sahara Afrika, en Zuid-Azië, doen zij het slechter dan Oost-Azië. Of, zoals in het rapport wordt opgemerkt: ‘The region is richer than it is developed.’
Met uitzondering van Sub-Sahara Afrika was de groei van het inkomen per hoofd in de Arabische landen met jaarlijks 0,5% de laagste in de wereld. Indien deze ontwikkeling zich voortzet, zal het zo’n 140 jaar duren voordat de Arabische burger zijn of haar inkomen kan verdubbelen, terwijl dat in sommige andere regio’s reeds in tien jaar het geval is.
Als belangrijkste hindernissen voor vooruitgang signaleert het rapport het gebrek aan burgerlijke en politieke vrijheden, alsmede het gebrek aan openheid en het afleggen van verantwoording van het openbaar bestuur. Ook de deelname van vrouwen aan het openbare leven loopt achter bij die in de rest van de wereld. Ondanks vooruitgang in de onderwijsparticipatie zijn er nog 65 miljoen volwassen analfabeten, waarvan twee derde vrouw is. Bovendien sluit het onderwijssysteem niet aan bij de arbeidsmarkt. Het ict-gebruik is minimaal: slechts 0,6% van de bevolking gebruikt internet en niet meer dan 1,2% van de bevolking beschikt over een computer.
Het rapport bevat aanbevelingen op vele terreinen. Wat de economie betreft wijken zij niet af van de liberale agenda die thans ook voor alle andere regio’s in de wereld wordt voorgeschreven. Zij zijn dus geheel in lijn met de huidige internationale ontwikkelingsconsensus. Maar het rapport ontwijkt de netelige kwestie van de invloed van de islam op de steeds maar uitblijvende opbloei van de Arabische wereld.
Vele Arabische voorstanders van secularisatie zijn van oordeel dat de alomvattende islamisering van de Arabische samenleving een funeste invloed heeft op de economische en maatschappelijke ontwikkeling. Maar er rust een politiek taboe op de erkenning van dit probleem. Volgens de Nederlandse Arabië-kenner Stefan van Wersch heeft de islamitische wereld, meer dan verhoging van westerse ontwikkelingssteun, behoefte aan een ‘exegetische revolutie’ van het soort dat jodendom en christendom in de negentiende en twintigste eeuw hebben doorgemaakt, waarin nieuwe instrumenten worden ontwikkeld om te onderscheiden tussen eeuwige waarheden en tijdgebonden opvattingen in de gewijde boeken.
Kortom, wil de Arabische wereld tot ontwikkeling komen, dan heeft zij vooral behoefte aan alternatieve geloofsinterpretaties.
Drs. H.J. Labohm is als gastonderzoeker verbonden aan het Nederlands Instituut voor Internationale Betrekkingen ‘Clingendael’.
Dit artikel is eerder verschenen in Het Financieele Dagblad, op 31/08/2002.