Wat de economische kant van zijn artikel betreft lijkt het wel alsof de economische literatuur van de laatste 25 jaar ongelezen aan Dahrendorf voorbij is gegaan.
In zijn artikel, ‘The Worldly Philosophers’, dat in juni werd gepubliceerd op de website van ‘Project Syndicate/Institute for Human Sciences’,1 haalt Ralf Dahrendorf de beroemde uitspraak van John Maynard Keynes aan: ‘Practical men, who believe themselves quite exempt from any intellectual influences, are usually the slaves of some defunct economist … [The] power of vested interests is vastly exaggerated compares with the gradual encroachment of ideas.’ Dahrendorf doet dit om te illustreren dat de grote gedachten, die bepalend zijn voor historische perioden – zoals die van Keynes zèlf – vaak tijd nodig hebben om tot wasdom te komen. Aanvankelijk nemen zij gewoonlijk een marginale plaats in ten opzichte van de heersende orthodoxieën. Volgens Dahrendorf is het de verdienste van Keynes geweest dat hij heeft bepleit dat het kapitalisme van tijd tot tijd diende te worden gered door overheidsinterventie ten einde de totale vraag te beïnvloeden, c.q. te stimuleren.
Andere grote denkers die Dahrendorf in zijn artikel aanhaalt zijn Milton Friedman en Friedrich von Hayek, die beiden denkbeelden hebben ontwikkeld over de inrichting van onze economische orde en de invloed daarvan op de menselijke vrijheid. Zij betoonden zich daarbij voorstander van een vrijere markteconomie met minder overheidsinvloed, zoals door politici als Ronald Reagan en Margaret Thatcher later in de politieke praktijk gestalte werd gegeven.
Daarnaast schenkt Dahrendorf aandacht aan denkers op politiek gebied, zoals Leo Strauss en Carl Schmidt, die als inspirators gelden voor het neo-conservatieve gedachtengoed dat in de VS thans zo’n belangrijke invloed heeft en dat een grote plaats inruimt aan de bescherming van de interne en externe veiligheid van de staat. Dahrendorf besloot zijn artikel met de vraag of er zich in de coulissen misschien niet ergens een nieuwe Keynes schuilhoudt.
Vooral het slot van Dahrendorf’s artikel wekt bevreemding. Wat de economische kant van zijn artikel betreft lijkt het wel alsof de economische literatuur van de laatste 25 jaar ongelezen aan Dahrendorf voorbij is gegaan. Want het is bizar dat hij Keynes, Hayek en Friedman in één adem noemt als belangrijke denkers, omdat de twee laatstgenoemden in een aantal belangrijke opzichten denkbeelden verkondigden die diametraal tegenovergesteld waren aan die van Keynes. Keynes was voorstander van macro-economische (bij)sturing van de economie om conjunctuurbewegingen af te vlakken. Keynes en de zijnen waren ervan overtuigd dat dat kon gebeuren door een actief economisch beleid, door afwisselend stimulering en afremming van de totale vraag, waarbij gebruik werd gemaakt van monetaire en budgettaire instrumenten. In geval van recessie dienden overheden de economie te stimuleren: op monetair gebied door verlaging van de rentevoet en de toename van het geldvolume; op budgettair gebied door hogere overheidsuitgaven. Dit zou tot meer economische activiteit en meer werkgelegenheid leiden. Wanneer de economie oververhit dreigde te raken, zou het omgekeerde moeten gebeuren. In de praktijk kwam van dit laatste echter niet zoveel terecht omdat gevestigde belangen uiteraard aandrongen op handhaving van de grotere overheidsuitgaven waarvan zij profiteerden.
Hayek en Friedman waren het hier helemaal niet mee eens. Zij waren van mening dat de Keynesiaanse aanpak ons economisch systeem uiteindelijk ten gronde zou richten, onder meer omdat de door de Keynesiaanse benadering veroorzaakte inflatie het prijsmechanisme zou ontregelen dat het belangrijkste coördinatie-instrument is in een markteconomie. Zij waren voorstander van waardevast geld door een stabiel monetair beleid. Vooral Hayek wees bovendien op het belang van soepel functionerende markten, inclusief de arbeidsmarkt. De Keynesiaanse benadering was macro-economisch van aard; die van Hayek micro-economisch.
Wat heeft het Keynesianisme ons na al die jaren nu gebracht? Het Keynesianisme heeft wetenschappelijke legitimatie en respectabiliteit verleend aan een beleid van chronisch potverteren. Op budgettair gebied heeft dit beleid geleid tot torenhoge staatsschulden die tot in lengte van jaren een zware hypotheek zullen leggen op de politieke bewegingsvrijheid van achtereenvolgende regeringen, zowel in ons land als overal elders ter wereld. Op monetair gebied heeft het geleid tot zeepbellen op de beurs die vervolgens uiteenspatten, met alle ellende van dien. De Amerikaanse economie lijkt zich daarvan nu wat te herstellen (afkloppen?). De Europese economie zal daarvan waarschijnlijk nog verdere klappen krijgen. En de Japanse economie bevindt zich nog steeds in een uitzichtloze coma. Toegegeven, de Amerikaanse en Europese zeepbellen zijn in eerste instantie veroorzaakt door een (zoals achteraf bleek) misplaatst optimisme in de ‘nieuwe economie’ met duurzaam hogere groeicijfers en de overdreven verwachtingen ten aanzien van de positieve rol van ICT. Maar zij hadden nooit een dergelijke omvang kunnen bereiken zonder een accommoderend c.q. laks monetair beleid. De Japanse zeepbel is daarentegen geheel toe te schrijven aan een ‘stimulerend’ monetair beleid à la Keynes.
Wat betreft Dahrendorf’s vraag of zich in de coulissen misschien ergens een nieuwe Keynes schuilhoudt, past maar één reactie: laat de nieuwe Keynes in Godsnaam blijven zitten waar hij zit en zich niet verroeren.
1. Zie: http://www.project-syndicate.org/series/series_text.php4?id=1250