Eén van de meest door de overheid gecontroleerde delen van de samenleving is onze voedselvoorziening. Ik besefte dit weer ten volle toen ik, tijdens het eten van een smakelijke portie koeienhersenen, naar een programma op de tv keek over BSE. Het is niet bekend of runderorgaanvlees, dat besmet is met BSE, schadelijk is voor de gezondheid, en het is daarentegen wel bekend dat runder-spiervlees in ieder geval geen gevaar kan opleveren. Toch schijnt het nodig te zijn om alle koeien te elimineren die geen BSE hebben, als ze eigendom zijn van een boer, die een andere koe heeft die wel met BSE besmet is. Natuurlijk betaalt de overheid voor de betreffende boer altijd een nieuwe veestapel.

Ook de pestvarkens worden massaal vernietigd, evenals alle varkens die in hun buurt zijn geweest of verdacht zijn. En dat, terwijl het waarschijnlijk goedkoper is om per varken te kijken of het werkelijk besmet is alvorens tot eliminatie over te gaan. Boeren met wat oudere varkens doen er natuurlijk goed aan eens een weekje een besmet varken in de varkensschuur te laten rondscharrelen, zodat de veestapel op kosten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Visserij kan worden ververst. Er zijn in de kiem gesmoorde geruchten die acties in deze richting doen vermoeden. Natuurlijk krijgen boeren alleen subsidie voor de varkens die het toegestane aantal niet overschrijden, want er zijn quota ten aanzien van het aantal te bezitten varkens gesteld in verband met de oorlog tegen mest. Vandaar dat boeren een prikkel hebben om de pestvarkens die boven het quotum uitkomen, direct naar een andere provincie te exporteren.

De overheid zou eigenlijk ook nog een actief beleid moeten hebben rond salmonellabesmetting van kippevlees, en ebolabesmetting van Zuid-Afrikaanse struisvogels. Wellicht ligt hier nog een aardig terrein van vernietiging en extra subsidiëring braak.

Hoewel rond het mestprobleem nog geen harde gegevens zijn verschenen, lijkt het probleem te zijn dat er teveel ammoniak in het grondwater zou komen. Er is een chemische uitvinding gedaan om dit probleem, als het al bestaat, teniet te doen. Maar desondanks moet er natuurlijk een sterk landbouwbeleid zijn. Daarom worden boeren enerzijds gesubsidieerd om varkens te fokken, en anderzijds bestraft voor het feit dat al die gesubsidieerde varkens “het” niet kunnen ophouden. Dit naar inspiratie van de boterbergen en melkplassen: de overheid bedacht minimumprijzen voor gesubsidieerde melk en boter, die hebben gezorgd voor minder afzet van melk en boter, zodat er melkplassen en boterbergen ontstonden. Als reactie hierop ging de overheid vervolgens melkquota instellen voor de boeren.

Uit dit alles mogen we opmaken dat de overheid een uiterst nuttige taak heeft in het reguleren van onze voedselvoorziening. Aangezien libertariërs voor geen, dan wel een minimale, overheid zijn, is het interessant om je af te vragen hoe men deze nuttige taken van de overheid zou willen overlaten aan de vrije markt.

Voor wat betreft giftig vlees is het libertarische antwoord natuurlijk eenvoudig: je mag een ander niet vergiftigen. Verkopers van giftig vlees komen dus in botsing met het al dan niet private rechtsstelsel, en hebben derhalve een prikkel om anderen niet te vergiftigen. Dit natuurlijk naast de prikkel dat je je reputatie schaadt door giftig vlees te verkopen.

Om besmettingsgevaar te voorkomen tussen dieren onderling, danwel tussen dieren en mensen, kunnen varkenshouders en andere belanghebbenden op hun private wegen bepalen welk vervoer daar al dan niet is toegestaan. Het lijkt mij dan voor de hand liggend, dat varkenshouders geen veevervoer op hun wegen zullen toestaan.

Ook interessant in dit opzicht is het fenomeen van dierenrechten. Het lijkt mij waarschijnlijk dat veel van de ziekten die onder dieren voorkomen, ontstaan als gevolg van de onconventionele wijze waarop dieren worden gehouden. Door het massale opeenstapelen van dieren in kleine hokjes, en het voeren van brokken met orgaanvlees aan planteneters lijken de kansen op gezondheidsproblemen rond het vlees mij aanzienlijk vergroot. De voorstanders van dierenrechten hebben dan naast hun morele overwegingen ook nog argumenten op gezondheidsgebied tegen het dieronvriendelijk houden van vee.

Er zijn mij twee gangbare libertarische standpunten bekend ten aanzien van dierenrechten. Het eerste is dat het libertarisme een rechtsprincipe is dat van toepassing is op zowel mensen als (andere) dieren. Het libertarisme geldt dan voor levende wezens, die dus niet in hun vrijheid, leven en eigendom mogen worden geschaad. Dit standpunt is dus erg radicaal binnen de dierenrechtenbeweging, want het zegt niet zozeer dat je dieren niet in kleine hokjes mag plaatsen, maar meer dat je vegetariër moet worden.

Het tweede standpunt is dat het libertarisme een rechtsprincipe is dat van toepassing is op mensen. Objecten hebben dan geen rechten, want die kunnen juist eigendom van mensen (subjecten) zijn. De mensen (subjecten) waarvoor het libertarisme geldt, onderscheiden zich van hun omgeving door hun verstand, dat zodanig is dat de libertarische rechtstoestand een rationele samenlevingsordening is voor deze wezens. Voor de dieren geldt dit dan niet, want hun gedragingen en verstand passen niet bij een libertarische context. Roofdieren bijvoorbeeld, zullen niet graag in een libertarische context leven die voor alle dieren geldt, want als ze dan de rechten van hun prooi moeten respecteren gaan ze dood van de honger. Maar ook planteneters zullen er problemen mee hebben om eigendomsverdeling toe te passen op elkaars eigendom. Stel dat bijvoorbeeld een konijn zomaar het gras van een koe gaat opeten. Het libertarische concept is gewoonweg niet weggelegd voor dieren, en zeker niet ten opzichte van andere dieren. De consequentie is dat dieren tot de objecten worden gerekend, en dus tot het eigendom. Men mag dan met zijn eigendom doen en laten wat men wil, dus is er geen enkele ruimte voor dierenrechten.

Natuurlijk zijn er ook nog varianten op deze standpunten mogelijk. Je zou bijvoorbeeld kunnen vinden dat het libertarisme geldt voor alle dieren, maar tevens dat de roofdieren dan mogen worden gestraft voor het aantasten van de rechten van planteneters. Als straf zou je dan weer de roofdieren mogen opeten. Maar hoe onschuldig zijn de koeien die af en toe eens een miertje onder hun hoeven pletten? Verder kan men ook rechten toedichten aan planten. Planteneters zouden dan mogen worden opgegeten als straf voor het eten van planten, terwijl roofdieren dan juist heel libertarisch bezig zijn. In dat geval mag je geen roofdieren en groente eten, maar juist wel planteneters. Ook kun je het standpunt aanhangen dat je geen misdaden pleegt door vlees te kopen, omdat de werkelijke agressie wordt gepleegd door de slachter, en niet door de consument, die slechts een heler is.

Het is ook mogelijk om dieren beperkte rechten toe te kennen, op grond van een beperkt verstand. Het gevaar hierbij is echter dat veel mensen ook een beperkt verstand hebben, en er derhalve ook een grond is om de rechten van mensen ter discussie te stellen. Daarnaast is de beperktheid van verstand natuurlijk een uiterst subjectief gegeven. Wie bepaalt immers hoe beperkt andermans verstand is? Een dictatuur door de zogenaamde intellectuelen spreekt mij bijvoorbeeld geenszins aan.

In ieder geval wil ik concluderen dat de gekke varkens niet voldoende verstand hebben om het libertarisme te kunnen begrijpen, laat staan toe te passen, maar soms ben ik ook wel eens bang dat hetzelfde geldt voor de gekke politici.