De media vestigen in de eerste plaats de aandacht op de afschuwelijke taferelen van door honger stervende kinderen, en in de tweede plaats op de beschuldigingen en tegenbeschuldigingen over welke regeringen – de westerse of de Ethiopische – er voor verantwoordelijk zijn dat de voedselhulp niet op tijd de uitgehongerde duizenden slachtoffers bereikt. Te midden van dit geweld van de media gaan de belangrijke en fundamentele vragen verloren. Bijvoorbeeld: waarom lijkt het alsof de natuur zich boos opstelt tegenover socialistische landen? Als het probleem dat van de droogte is, waarom vermijden de regens dan alleen de landen die ofwel socialistisch ofwel zeer statistisch zijn? Waarom lijden de U.S. of West-Europa nooit echt onder een bar klimaat?

De oorzaak van de hongersnood moet niet worden gezocht bij de goden of de sterren, maar in de handelingen van de mensen. Het klimaat is er niet de oorzaak van dat Rusland voor de communistische revolutie een grote exporteur van graan was, terwijl de Sovjetunie nu graan moet importeren. De natuur is er niet voor verantwoordelijk dat van alle Oost-Afrikaanse landen, het juist de Marxistisch-leninistische landen Ethiopië en Mozambique zijn die het meest lijden onder massale hongersnood en dood.

Bepaalde oorzaken hebben overeenkomstige gevolgen, en het is een wet zowel van de natuur als van de samenleving, een wet waar men niet omheen kan, dat als de landbouw systematisch wordt belemmerd en uitgebuit, de productie van voedsel in elkaar zal zakken, en hongersnood het gevolg zal zijn.

De basis van het probleem is de derde wereld waar (a) landbouw overwegend de belangrijkste industrie is, en (b) de mensen niet rijk genoeg zijn om als er een crisis zich voordoet, voedsel van elders te kopen. Daarom is voor de mensen uit de derde wereld de landbouw de meest waardevolle bezigheid, en het is bijzonder belangrijk dat deze niets in de weg wordt gelegd, of dat zij op de een of andere manier wordt ontmoedigd. Maar waar er geproduceerd wordt, zijn er ook parasiterende klassen die leven op kosten van de producenten. De derde wereld is in de laatste eeuw het favoriete strijdperk geweest voor het toegepaste marxisme, voor revoluties, staatsgrepen, en overheersing door marxistische intellectuelen. Overal waar dit soort nieuwe leidende klassen de macht hebben overgenomen, en een statistische of volledig marxistische regering hebben opgelegd, is de klasse die het meest is geplunderd, uitgebuit, en onderdrukt diegene die het meest productief was: de landbouwers en de veehouders. Letterlijk tientallen miljoenen van de meest productieve boeren zijn afgemaakt door de Russische en Chinese communistische regimes, en de overgeblevenen werden gedwongen hun eigen boerderijen te verlaten en te werken op coöperatieve- of staatsbedrijven, waar hun productiviteit in elkaar zakte, en dus de productie van voedsel drastisch afnam.

En zelfs, in de landen waar het land niet direct genationaliseerd werd, bloeide het nieuwe ontluikende staatsapparaat op de ruggen van de boerenstand, doordat ze zware belastingen kregen opgelegd, en door dat ze werden gedwongen hun graan aan de staat te verkopen ver beneden de marktprijs. Het kunstmatig goedkoop gehouden voedsel werd dan gebruikt om de voedselvoorraden voor de stedelingen, die de belangrijkste steun vormden voor de nieuwe bureaucratische klasse, te subsidiëren. De gebruikelijke gang van zaken in de Afrikaanse en Aziatische landen is de volgende geweest: Belgisch, Nederlands, Frans of wat voor imperialisme dan ook stelde kunstmatige grenzen vast van wat ze dan ‘kolonies’ noemden, en stichtten hoofdsteden om de agrarische massa’s te besturen en er over te regeren. De nieuwe klasse van hoge en lage bureaucraten leefde op kosten van de boeren door hen belasting op te leggen en hen te verplichten hun producten goedkoop aan de staat te verkopen. Toen de koloniale machten wegtrokken, leverden ze deze nieuwe naties over aan de genade van marxistische intellectuelen, die in het algemeen waren opgeleid in Amsterdam, Brussel of Parijs, en die hun land het socialisme of een verder gaand etatisme oplegden en daarbij het probleem enorm vergrootten. Verder werd er een vicieuze cirkel gestart, lijkend op die welke het Romeinse rijk op zijn knieën heeft gebracht. De onderdrukte en uitgebuite boerenmassa, die er genoeg van had uitgebuit te worden ten behoeve van de stedelingen, besloot de boerderij te verlaten en in te tekenen voor de verzorgingsstaat, voorzien in de stad. Dit maakt het leven van de boeren nog slechter, en dus verlaten er nog meer de boerderij, ondanks het feit dat er grote maatregelen worden genomen om hen te beletten te vertrekken. Het resultaat van deze spiraal is hongersnood. Zo verplichten de meeste Afrikaanse regeringen de boeren al hun graan aan de staat te verkopen tegen slechts de helft of zelfs een derde van de marktwaarde. De marxistisch-leninistische regering van Ethiopië dwong ook de boeren op zeer inefficiënte staatsboerderijen te werken, en probeerde hen met brute onderdrukking aan het werk te houden.

Het antwoord op de hongersnood in Ethiopië of elders is niet internationale voedselhulp. Daar deze hulp zonder uitzondering gecontroleerd wordt door de ontvangende regering, wordt het voedsel in het algemeen weggehouden van de boerderijen, om de zakken van de regeringsfunctionarissen te spekken en de toch al goed gevoede stedelijke bevolking te subsidiëren. Het antwoord op de hongersnood is de boerenstand van de derde wereld te bevrijden van de wreedheid van en de uitbuiting door de regerende klasse. Het antwoord op hongersnood is vrijheid en privé-eigendom.

Bewerkt door W. Albada