Met opzet heb ik bovenstaande titel onvolledig gelaten, omdat ik u eerst in gedachten de vraag…
Met opzet heb ik bovenstaande titel onvolledig gelaten, omdat ik u eerst in gedachten de vraag wou laten beantwoorden: wie is internationaal de meest bekende libertariër? Sommigen zullen zeggen: Milton Friedman, en dat is waarschijnlijk correct…. indien we hem als een libertariër kunnen beschouwen, iets waar sommigen bezwaar tegen zouden hebben. Als we Friedman buiten beschouwing laten kan het antwoord alleen maar luiden: de psycholoog Thomas Szasz, bij de linksen méér dan bekend en bij de meeste libertariërs (zeker buiten de Verenigde Staten) evenwel weinig opgemerkt. Zijn libertarische geloofsbrieven laten nochtans niet de minste twijfel over. In 1976 behoorde hij, samen met Robert Nozick, tot de kiesmannen voor Libertarian Party presidentskandidaat Roger McBride voor de staat Massachusetts. En voor wie nog twijfelt een korte bloemlezing uit enkele van zijn aforismen:
– Gelijkheid werkt inspirerend als wettetijk ideaal, verstikkend als sociale realiteit.
– Vrijheid is wat de meeste mensen voor zichzelf wensen en wat ze anderen het meest willen afnemen.
– De staat kan geen daden “legaliseren” hij kan ze alleen “criminaliseren” of met rust laten.
– Zelfmoord is een fundamenteel menselijk recht. Dit ‘betekent niet dat hij moreel wenselijk is. Het betekent alleen dat de maatschappij niet het morele recht heeft zich met geweld te bemoeien met iemands beslissing die daad te stellen.
– Onvrijwillige opsluiting in een psychiatrische kliniek is net als slavernij…. Het probleem is niet hoe de opsluiting te veraangenamen, maar hoe ze af te schaffen.
Met dit laatste punt komen we dan meteen bij Szasz’ stokpaardje, of jammer genoeg zelfs meer: ongeveer het enige punt (met zijn vele uitlopers weliswaar) dat hem blijkt te interesseren: de strijd tegen het opsluiten van zogenaamde geesteszieken. Laat dat voor wat het is, maar typisch voor Szasz is nu dat hij nog een stap verder gaat en beweert dat dit begrip “geestesziekte” zelf eigenlijk maar een voorwendsel is om mensen met afwijkend gedrag te kunnen opsluiten. Voor het eerst affirmeerde hij deze stelling krachtig in “The Myth of Mental Illness”. Gans zijn later werk is eigenlijk een rijk gedocumenteerde voetnoot, met o.a. historische overzichten, bij deze oorspronkelijke stelling.
Dat Szasz zich verzet tegen onvrijwillige behandeling en opsluiting is zeker een verdienste. Een libertariër maakt geen wettelijk onderscheid tussen gezonde en ongezonde mensen (lichamelijk noch geestelijk) bij het bepalen welke daden hij al dan niet als geoorloofd zal beschouwen en hoe hij erop zal reageren. Elk onderscheid opent de deur voor willekeur en miskenning van de rechten van zowel misdadiger als slachtoffer. Een van de ergste perversies van recht is wel de opvatting die men in sommige kringen vindt, dat een misdadiger NOODZAKELIJK een zieke is, die dus “behandeld” moet worden. Men kan daar tegenover stellen dat zelfs een misdadiger recht heeft op het behoud van zijn levensvisie. .. .maar niet ten koste van ons. Wanneer we hem dus straffen is het eigenlijk uit een vorm van respect voor hem: we eerbiedigen zijn (criminele) persoonlijkheid, we willen die niet “genezen”, maar we willen tevens onze eigen rechten veilig stellen, vandaar de straf.
Bij dit alles dus geen probleem. Szasz gaat m.i. echter te ver als hij stelt dat het bestaan zelf van het begrip “geestesziekte” verworpen moet worden. Ziekte, zo poneert hij tamelijk willekeurig, is altijd lichamelijk. Natuurlijk kan er aan de basis van een zogenaamde geestesziekte een ECHTE lichamelijke ziekte liggen. Zo’n mens is dan gewoon ziek, niet geestesziek. Is evenwel lichamelijk alles in orde en doet de betrokkene toch “eigenaardig”, dan gaat het om problemen van communicatie en levensstrategie (zaken die hij wil mededelen of bereiken). Over dat alles valt HEEL veel te zeggen en wel om te beginnen dit: je kunt ongeveer iedere term waar je om een of andere reden bezwaar tegen hebt “wegdefiniëren”, net zoals in een goede voetbalploeg niemand echt onvervangbaar is. De vraag is niet of het kan, maar of het wenselijk is, of we ons denken ermee vooruit helpen. M.i. is dit bij het elimineren van het begrip geestesziekte niet het geval. Uiteraard kan men verkiezen dit “lichaam of geest” wat buiten beschouwing te laten en het gewoon te houden bij de vaststelling dat een bepaald mens niet helemaal O.K. is: hij voelt zich niet goed, zijn gedrag wijst niet op een vlot kontakt met de uiterlijke realiteit en op lange termijn ondervindt zijn organisme schade van zijn toestand. “Er” hapert dus iets. De betrokkene is ziek. Natuurlijk kan men nu dogmatisch stellen dat deze hapering lichamelijk MOET zijn, maar er valt ook iets te zeggen voor de meer voorzichtige houding, waarbij men zich beperkt tot het vaststellen van het psychische feit en zich niet uitspreekt over het al dan niet bestaan van lichamelijke oorzaken. En in elk geval is het verwerpen van het begrip geestesziekte omdat er soms misbruik van gemaakt kan worden een duidelijk geval van “overkill”.
Het BLIJFT natuurlijk verheugend dat wij, libertariërs, ook in het departement psychologie een figuur hebben waar de intellectuele wereld naar opkijkt, al is deze faam dan naar mijn gevoel iets minder verdiend dan die van b.v. Hayek, Friedman en Nozick op hun respectievelijk terrein.
Tot besluit nog 3 korte aforismen van Szasz, die ik (in die volgorde) leuk, rot-slecht en tot nadenken stemmend zou noemen:
– Wanneer iemand niet langer met zichzelf kan lachen, is het tijd dat de anderen mét hem beginnen te lachen;
– Er bestaat geen psychologie, alleen maar biografie en autobiografie;
– Helder denken vereist eerder moed dan intelligentie.