Vertaling: Marga Spil De armoede van de Derde Wereld is één van de meest knellende…
Vertaling: Marga Spil
De armoede van de Derde Wereld is één van de meest knellende problemen van deze tijd; het veroordeelt miljarden mensen tot ontbering en ellende.
Deze armoede heeft ervoor gezorgd dat veel Amerikanen de bevolking van de Derde Wereld willen helpen om humanitaire redenen en om onze eigen handel en nationale veiligheid te vergroten.
De regering van de Verenigde Staten heeft voorzien in meer dan 321 miljard dollar aan hulp na de 2e Wereldoorlog gezien, buitenlandse hulp is dus politiek populair. Behalve humanitaire supporters zijn er ook veel belangengroepen die voor buitenlandse hulp lobbyen. Bijvoorbeeld Amerikaanse boeren, omdat zulke programma’s politiek beschamende voedseloverschotten, veroorzaakt door landbouwsubsidies, helpen vernietigen. Terwijl buitenlandse hulp een politiek succes is, is het een economische en sociale mislukking. Door de vergrote macht van de regering, economische prikkels vernietigend, verliesgevende ondernemingen promotend, en ondoordacht beleid subsidiërend, vergroot buitenlandse hulp de armoede van de Derde Wereld.
Humanitaire hulp
Humanitaire hulp -hulp ontworpen om directe rampen te vermijden – wordt voornamelijk in de vorm van voedselhulp bestemd door de Publieke Wet 480, bekend als het Voedsel voor Vrede-programma. Sinds de instelling hiervan in 1954 hebben de Verenigde Staten zo’n 34 miljard dollar aan voedsel gedistribueerd in de Derde Wereld en voorzien nu in zo’n 1,2 miljard dollar per jaar aan voedseloverdrachten. Voedsel voor Vrede verkleint de overschotten van onze regeringslandbouwprogramma’s, maar heeft eigenlijk de honger in het buitenland op lange termijn vergroot.
– Een probleem met voedselhulp is dat het dumpen van gratis voedsel in de Derde- Wereldlanden de prijzen voor lokale boeren omlaaghaalt, aldus zorgend voor een lagere plaatselijke productie. Dit gebeurde bijvoorbeeld in India, Guatemala en Bangladesh.
– Een tweede groot probleem is dat het de ontvangende landen aanmoedigt om beleid te adopteren dat productie ontmoedigt. Derde-Wereld-regeringen gebruiken voedselhulp om de ergste gevolgen van hun acties te maskeren, ondertussen doorgaand met averechts beleid zoals gedwongen collectivisering en controle van de prijzen op landbouwproducten. Het resultaat is een eeuwigdurende crisis die meer hulp vraagt om voedseltekort te voorkomen. Hierdoor worden de minder ontwikkelde landen (is LDC’s) steeds meer afhankelijk van het buitenland.
– Een derde consequentie van regering-tot-regeringvoedselhulp is het vernietigen van effectievere privéhulp.
Deze hulp gaat direct naar de armen – het is een ruil tussen individuen – en vernietigt daarom geen markten door lukraak dumpen en leidt niet naar vernietigend landbouwbeleid. Regeringsvoedselhulp hindert de privé-hulp door het gevoel van morele verantwoordelijkheid tussen burgers van meer welvarende landen te verkleinen. Nog belangrijker is dat regeringshulp veel privé-organisaties “gepolitiseerd” heeft door te voorzien in het grootste gedeelte van het budget, daardoor hun prikkels om efficiënt te zijn, vernietigend. Zonder privé alternatieven zijn de Derde-Wereldlanden snel geneigd openbare hulp te accepteren die de mogelijkheid op toekomstige voedseltekorten vergroten.
Ontwikkelingshulp
Ontwikkelingshulp probeert lange-termijngroei van de LDC’s te promoten door grote projecten, door budgettaire en betalingsbalanshulp te geven en door het opzetten van een verscheidenheid aan research en planning. Sinds 1946 hebben de Verenigde Staten meer dan 131 miljard dollar aan ontwikkelingshulp gegeven. Ondanks de schaal van deze internationale overdrachten hebben ze niet geleid tot doorgaande groei. Deze hulp heeft de LDC’s geschaad door in de ontvangende landen de rol van de openbare sector te vergroten.
Ontwikkelingshulp is gebaseerd op het idee dat Derde-Wereldlanden niet groeien door gebrek aan financiële inkomsten. Maar financiën hebben relatief weinig effect op groeicijfers vergeleken met andere factoren.
Volgens P.T. Bauer hangen „economische resultaten af van persoonlijke, culturele, sociale en politieke factoren, zoals vaardigheden van mensen, hun motivatie en normen, hun instituties en het beleid van hun leiders”. Zelfs als financiële inkomsten vitaal zijn voor groei zijn, heeft de Derde Wereld geen gebrek aan middelen om internationaal krediet te verkrijgen.
Net als met voedselhulp politiceert ontwikkelingshulp het economisch leven. Hulp helpt de ambtsdragers om hun macht te vergroten door politieke steun. Volgens economist Doug Bandow „is de tendens van leidende groepen, vooral in maatschappijen waar politieke macht zo belangrijk is, om hulp te gebruiken om hun eigen positie te versterken, hun supporters te belonen, en om oppositie-bewegingen om te kopen of te vernietigen”. Door de politieke concurrentie te begrenzen heeft buitenlandse hulp het potentieel in zich van onnodige markt-georiënteerde hervormingen.
Zelfs hulp die niet wordt gebruikt voor openlijke politieke onderdrukking leidt tot de groei van grote, niet-productieve bureaucraties. Zambia bijvoorbeeld gebruikt 20% van het Bruto Nationaal Product voor een hoge levensstandaard van de overheidsfunctionarissen. Door deze grote bureaucraties voedt ontwikkelingshulp politieke uitbuiting. Er zijn tal van voorbeelden waarbij Derde-Wereld regeringen de heersende elite verrijkten ten koste van de massa. President Sese Seko van Zaïre bijv. gebruikte buitenlands hulpgeld voor de bouw van 11 presidentiële paleizen.
Buitenlandse hulp werd ook gebruikt voor het bouwen van dure hoofdsteden zoals Islamabad en Dodoma en voor het subsidiëren van dure Derde-Wereld luchtvaartmaatschappijen. In sommige van de armste gebieden in Afrika staan regeringsambtenaren bekend als “Wabemi” – mannen van de Mercedes-Benz.
Zelfs als ontwikkelingshulp niet zou leiden tot politieke exploitatie, zou het economische inefficiëntie voeden.
In tegenstelling tot privé-firma’s zijn regeringsprojecten niet onderworpen aan een winst-verliesbalans. Omdat ze buiten de markt opereren hebben regeringsprojecten – het soort dat gefinancierd wordt door buitenlandse hulp – weinig of negatieve betalingscijfers. In veel gevallen ondernemen hulpbureaus zulke projecten omdat de privésector weigert ze te financieren. Buitenlandse hulp kanaliseert de inkomsten van het ontvangende land dus naar onproductieve investeringsgebieden.
Zonder een leidend prijssysteem hebben Derde-Wereldlanden geprobeerd zich te ontwikkelen door eenvoudigweg hetzelfde type onderneming te bouwen dat floreert in meer ontwikkelde landen. Staalfabrieken, aluminiumfabrieken en olieraffinaderijen gesticht met hulpgeld, verrijzen in de Derde Wereld, ondanks het feit dat de markten voor deze producten al verzadigd is. Omdat ze niet kunnen concurreren met meer gevestigde firma’s trekken deze hulpprojecten veel mensen en andere middelen weg van de privésector, zonder bijbehorende baten.
Buitenlandse hulp verspilt niet alleen spaarzame middelen in juist die landen die zich dat het minst kunnen veroorloven, maar het creëert internationale spanningen.
Buitenlandse hulp heeft de regeringen van de Derde Wereld samengebracht tot een hechte eenheid met maar 1 doel: het veiligstellen van meer hulp.
Om dit te bereiken, werkt het beleid van confrontatie het best, heeft de Derde Wereld ondervonden. In hun ogen is de wereld verdeeld tussen rijken en armen, de eerste groep heeft de verplichting om de laatsten te helpen. Het resultaat is een internationaal conflict.
Tenslotte moeten we opmerken dat ontwikkelingshulp onze eigen middelen duidelijk uitput. Veel mensen ondersteunen buitenlandse hulp met de perceptie dat het onze exportindustrieën helpt. In feite staan op de meeste hulppakketten bedingen die het gebruik van Amerikaanse goederen waar mogelijk, eisen.
Omdat buitenlandse hulp Amerikaanse maatschappijen die handelen met de Derde Wereld subsidieert, verplaatst het activa van meer efficiënte firma’s vandaan, daardoor vermindert het onze totale economische potentieel. Hulp steunen in de hoop dat iets ervan misschien in de Verenigde Staten uitgegeven wordt is hetzelfde als een supermarkt die geld weggeeft in de hoop dat de consumenten een gedeelte daarvan zullen uitgeven in die winkel – er is altijd een netto-verlies.
Een andere weg? Het basisprobleem bij beide typen hulp is dat zij de instituties die ontwikkeling verhinderen, versterken terwijl zij de instituties van de Derde Wereld die echte welvaart kunnen brengen verzwakken. Hulp vergroot de rol van de regering en bureaucratie in het economisch leven van de Derde Wereld terwijl het de rol van markten en privè-ondememingen verkleint.
Als we ontwikkelingslanden willen helpen voorspoed te hebben, moeten we een methode vinden die een grotere rol voor instituties zoals de markt, creëert. Eén manier om de Derde Wereldlanden te helpen is door vrije handel. Door onze importbarrières te verlagen, gunnen we privé-sectoren van de Derde Wereld gemakkelijker toegang tot onze markten. Met de grote markten van de Verenigde Staten open voor hun producten, hebben ondernemers de mogelijkheid om nieuwe industrieën te ontwikkelen en oude uit te breiden.
Zoals Lord Bauer schrijft zal het verwijderen van protectionistische barrières meer Derde-Wereldlanden toestaan het succes van landen in het Stille-Oceaanbekken zoals Hong Kong en Singapore, te ervaren. Vrije handel heeft ook het voordeel dat het onze eigen economie helpt. Dit is niet de plaats om het protectionistische gedrag onder de loep te nemen, maar vrije handel zal onze welvaart vergroten met een grote toevloed van diensten en goederen uit het buitenland. Zoals alle vrijwillige ruil is internationale handel een activiteit met een positief saldo; Amerika en de Derde Wereld zullen er beide van profiteren. Zelfs als we de heldhaftige veronderstelling maken dat buitenlandse hulp de Derde-Wereldlanden écht helpt, zou het nog steeds alleen een activiteit zijn met een nulsaldo; het kan alleen het ontvangende land helpen door het gevende land pijn te doen.
Buitenlandse hulp mislukt als ontwikkelingsbeleid omdat het de prikkels van de marktplaats vernietigt en de macht van de heersende elites vergroot. Omdat het de Derde Wereld wegleidt van de vrije markt vergroot het de armoede van de Derde Wereld. Aan de andere kant zal het alternatieve beleid van de vrije handel de privé-sector van de LDC’s een mogelijkheid tot uitbreiding en bloei geven.
Het moet benadrukt worden dat vrije handel alleen, niet alle problemen van de Derde-Wereldarmoede op zal lossen. Vrije handel zal alleen de mogelijkheden van de minder ontwikkelde landen vergroten. Het zal niet de belemmeringen van het regelen en de tussenkomst van de overheid die de Derde-Wereldeconomieën domineert, vernietigen. Die taak kan alleen verricht worden door de mensen van de Derde Wereld zelf. En toch zal het vernietigen van buitenlandse hulp en het opzetten van vrije handel de mensen van de Derde Wereld tenminste aanmoedigen om instituties zoals privé-bezit, rechten en vrije markten te ontwikkelen welke zullen leiden tot groei en welvaart.
John Majenski is student economie aan de Universiteit van Texas in Austin, Amerika.