“Not to follow your own course of reasoning is an act of disobedience against God”. …
“Not to follow your own course of reasoning is an act of disobedience against God”.
-Thomas van Aquino-
Stefan Blankertz is socioloog en de Duitse vertegenwoordiger van de International Society for Individual Liberty. In februari j.l. gaf bij onderstaande lezing tijdens het internationale seminar ‘On culture, ecology and freedom’ te Antwerpen dat door het Libertarisch Centrum werd georganiseerd. Vertaling: Mike van Roosmalen.
1.Inleiding
Voordat ik de kwestie hoe vrij te leven in een onvrije wereld ga behandelen, wil ik beginnen met mijn eigen politieke biografie.
Mijn politieke overtuigingen zijn eind zestiger jaren gevormd. De helden van mijn jeugd waren de rebellen tegen de conformistische en autoritaire maatschappij. Wat mij het meeste aansprak waren de anarchistische, of libertarische, tendensen van deze rebellie door de jeugd. Deze voor mij inspirerende tendensen werden het best verwoord in de volgende twee slogans: “Wees radicaal. Geen compromissen met de gevestigde macht” en “Wees praktisch. Begin meteen met de bouw van een vrije maatschappij”. Natuurlijk, zelfs in die tijden van groot enthousiasme wisten we dat deze twee slogans in bepaalde mate met elkaar in tegenspraak waren. Beginnen een nieuwe orde te bouwen hield compromissen in met de toenmalige maatschappelijke omgeving van de oude orde. Na een tijdje realiseerden we ons dat we moesten kiezen tussen radicaal zijn en praktisch zijn. De reden hiervoor was dat vroeg of laat alle praktische projecten met een radicale achtergrond jammerlijk mislukten. De projecten moesten of worden opgegeven of er waren veel meer compromissen voor nodig dan aanvankelijk gepland. De meeste radicalen besloten hierop of zich terug te trekken of zich op te laten nemen door de gevestigde orde.
In het eerste gedeelte van mijn lezing wil ik met twee voorbeelden aantonen hoe de libertarische theorie het falen van de jaren zestig revolte kan verklaren zonder hierbij te vervallen in berusting en overgave. Toch zullen we bepaalde illusies moeten opgeven. Het eerste voorbeeld is de ‘vrije-school-beweging’ die probeerde de scholen te onttrekken aan de staatsinvloed. Het tweede voorbeeld is de beweging die steefde naar een gelukkiger en vrijer leven, de free-life beweging. In het tweede gedeelte van mijn lezing zal ik verder gaan meteen discussie over het libertarische vrijheidsconcept.
2.Lessen Van de vrije school beweging
De gedachte achter de vrije school beweging uit de jaren zestig was erg overtuigend: door haar macht over het onderwijs controleert de staat het leven van iedere jongere en vormt zij hem tot een onderdanige volwassene. Autoritair onderwijs, zo was de stelling, leidt tot een autoritair karakter. Grote en beroemde denkers hebben altijd de wijsheid van door de staat gedirigeerde onderwijsinstellingen in twijfel getrokken. Om er enkele te noemen: de Duitse klassiek-liberaal Wilhelm von Humboldt, de Russische anarchische schrijver Leo Tolstoj, de Amerikaanse progressief John Dewey en de Schotse psycholoog A.S. Neill. De vraag riep zich op waarom we de theorieën van deze denkers niet in de praktijk zouden brengen en het onderwijs van onze kinderen niet in eigen hand zouden nemen. Dit was de begingedachte van de vrije-school-beweging; het oprichten van scholen buiten het gevestigde systeem van staatsscholen.
Omdat de Amerikaanse staatsburger doorgaans begiftigd is met enige zelfachting had de vrije school beweging, alhoewel actief in bijna alle westerse landen, de meeste aanhangers in de Verenigde Staten. Gedurende de eerste jaren leek de beweging een groot en onverwacht succes. Duizenden vrije scholen werden gevormd over het gehele Noord-amerikaanse continent. De activisten droomden ervan het autoritaire staatsonderwijs geheel terug te dringen. Zij werden echter al vrij snel geconfronteerd met drie ernstige problemen:
-1. Onderwijsreguleringen.
Onderwijs, zelfs zelfstandig gefinancierd privé-onderwijs, wordt gereguleerd door de staat. Door de dwingende onderwijsvoorschriften en wetten moest je een vergunning bezitten om een onderwijsinstelling te kunnen beginnen, anders zouden de leerlingen die je aannam beschouwd worden als spijbelaars. Om een dergelijke vergunning te krijgen moest je datgene accepteren wat de staatsbureaucraten essentieel vinden voor hetonderwijs. De vrije scholen moesten hierin meegeven of anders opgeven.
-2. De diploma-maatschappij.
De meeste carrières zijn afhankelijk van de diploma’s die je op school krijgt uitgereikt. Bijna alle banen bij de overheid en door de staat gereguleerde beroepen vereisen officiële diploma’s. Dit wil zeggen dat als je een vrije school runt zonder een vergunning om diploma’s af te geven de kansen van je leerlingen op een goede carrière klein zijn, onafhankelijk van de vraag hoeveel de leerlingen op school hebben geleerd. Natuurlijk waren niet veel ouders en leerlingen bereid een dergelijk gegeven te accepteren. Dit had tot gevolg dat de verdere groei van de vrije-school-beweging in ernstige mate werd geblokkeerd.
-3.Concurrentie met gratis onderwijs.
De vrije scholen moesten lesgeld vragen. De concurrentie, in casu de staatsscholen, werden gefinancierd door belastinggeld en brachten niets in rekening. Dat wil zeggen dat hoe efficiënt de vrije scholen ook gerund werden zij toch duurder waren dan de staatsscholen. Ik wil hierbij benadrukken dat het hier niet gaat over de vraag of mensen wel of niet in staat zijn voor het onderwijs van hun kinderen te betalen. Natuurlijk kunnen ze dat! Zij betalen immers hoe dan ook voor het staatsonderwijs. Het lesgeld hiervoor zit verstopt in de belastingaanslag. Dit heeft tot gevolg dat als je als ouder voor een vrije school kiest je in feite dubbel lesgeld betaalt: een deel zit verborgen in de belastingen, het andere deel gaat naar de vrije school van eigen keuze. Natuurlijk zijn weinig mensen bereid of in staat dit dubbele lesgeld te betalen.
De bovengenoemde drie problemen brachten iedere vrije-school-activist tot de volgende keuze: – ofwel het idee van onafhankelijkheid op te geven en zich te onderwerpen aan de onderwijsreguleringen, de door de staat erkende en gedefinieerde diploma’s te accepteren én staatssubsidie aan te vragen – ofwel het idee op te geven, om radicale onderwijstheorieën in praktijk te brengen en in plaats daarvan campagne te gaan voeren om de regels en wetten te wijzigen.
Er was geen derde weg mogelijk. Helaas besloten de meeste activisten in te binden en de voorwaarden van de staat te accepteren. Er zijn wellicht veel verschillende oorzaken aan te wijzen voor een dergelijk besluit, maar een van de hoofdoorzaken was toch wel dat veel activisten de achtergrond van hun falen niet begrepen. De meesten begrepen de invloed van de Onderwijsreguleringen, sommigen de werking van de diploma-maatschappij, doch slechts weinigen waren zich bewust van de impact van concurrentie tegen gratis onderwijs. Maar ook al zou je alle drie de problemen goed begrepen hebben, dan nog zou je er zelf weinig aan hebben kunnen veranderen. Het systeem zelf diende te worden veranderd. Dus, je kan geen vrij onderwijs vinden in een land met staatsonderwijs.
3.De lessen van de free-life beweging
Het andere grote experiment van de jaren zestig was de culturele revolutie die tot doel had ons van verkrampte en kortzichtige conformiteit te bevrijden. Het principe van deze revolutie was extreem individualistisch: Doe wat je moet doen, wees gelukkig en je zult de kracht vinden om je te verzetten tegen de oorlog en andere criminele regeringsactiviteiten. De individualistische revolutie had een blijvend effect op de maatschappij. Voordat ik in ga op het falen van deze revolutie, wil ik mijn dankbaarheid betuigen jegens de toenmalige activisten die er in zijn geslaagd ons van veel beknottende conventies te ontdoen. In die landen die toen een sterke jongerenrebellie hebben gekend, kun je vandaag je haar lang of kort dragen, kleren dragen zo kleurrijk als je zelf wilt, slapen met wie je wilt, geloven in wat je maar wilt. Weliswaar zijn er tegenwoordig tendensen die deze vrijheden in willen korten, ik verwacht toch dat we in staat zullen zijn te voorkomen dat we terugvallen tot een autoritaire maatschappij.
Niettemin is de free-life beweging er niet in geslaagd een duidelijke toename van geluk te verwezenlijken. Geluk is een particuliere aangelegenheid en kwaliteit en vele libertariërs trekken de invloed van de maatschappij op het individuele welzijn in twijfel aangezien zij een dergelijke invloed beschouwen als collectivistische ideologie. Daarom wil ik de discussie hierover inleiden met een economische theorie die wordt geaccepteerd door veel libertariërs.
We zullen toegeven dat het economische succes van een ondernemer, net als geluk, in het algemeen wordt beschouwd als een particuliere kwaliteit. Economisch succes is gebaseerd op je eigen beslissingen, net zoals economisch falen. De libertarische economische theorie echter verschafte ons het inzicht dat er ook overheidsinterventies kunnen zijn die ertoe leiden dat de ondernemer verkeerde beslissingen neemt. Op deze plaats haal ik Murray Rothbard aan in zijn boek ‘America’s Great Depression’: “One single business failure is due to personal incompetence, but a cluster of failures as in a depression must be explained structurally by economic factors. 0therwise one had to accept the conclusion that the free market of individual responsibilities leads to economic crisis”. Ik herformuleer deze speciale these zodat deze geldt voor ons gehele leven en vestig hierbij een libertarische sociologie in de traditie van Paul Goodman; een enkelvoudig falen persoonlijke doelen te realiseren is toe te schrijven aan individuele tekortkomingen, maar een meervoudig stuctureel falen dient te worden toegeschreven aan de invloed van sociale factoren. Anders zul je moeten aannemen dat de mensen niet in staat zijn voor zichzelf te zorgen.
Maar hoe kan de maatschappij het persoonlijke welzijn beinvloeden? Neem b.v. sexualiteit, voor de meeste mensen essentieel voor het concept van een gelukkig leven. We zullen allemaal beamen dat een van de psychologische vereisten voor een gelukkig sexueel contact de mogelijkheid is in vrijheid te handelen. Laten we nu eens kijken naar het leven dat we leiden. Een kind wordt geboren in een wereld die niet is geschapen overeenkomstig de wensen van zijn ouders en hun buren. De straten worden geregeerd door politieke instanties. De woningen zijn het resultaat van het huisvestingsbeleid. De ouders hebben lange werkdagen omdat een groot deel van hun inkomen wordt wegbelast en verspild door de overheid. Dan zijn er nog de staatsscholen die het onderwijs van het kind voor hun rekening nemen en daarbij weinig keus over laten aan zowel de ouders als het kind. Dus, het kind groeit op zonder de mogelijkheid voluit te leven en te handelen volgens zijn eigen beslissingen en ziet dat de volwassenen om hem heen ook niet voor zichzelf mogen beslissen. Na een dergelijke jeugd wordt, aldus de conventionele theorieën, van een volwassen persoon verwacht dat hij in de weinige uren van sexueel contact naar eigen vrijheid handelt. Een vrijheid die strikt beperkt is tot deze uren. Deze verwachting is te raar om serieus genomen te worden, ik geloof er niet in.
Dit voorbeeld toont aan dat je niet, zoals de rebellen van de jaren zestig dachten, eenvoudigweg kunt besluiten de conventies te negeren en een gelukkig, in sexueel opzicht bevredigend, leven kunt leiden. De conventies zijn uitdrukkingen van de werkelijke structuren van een maatschappij. En als je deze structuren negeert en niet verandert, zullen ze op een of andere wijze terug blijven komen.
Zoals in het geval van de vrije-school-beweging begrepen slechts weinig radicalen de oorzaken waardoor de free-life beweging op een mislukking uitliep. De meesten kwamen tot de conclusie dat de conventionele levensstijl het best overeenkwam met de aard van de mens en gaven hun andere levenstijlen op. Mijn eigen conclusie is dat je geen vrijheid kunt vinden in een onvrije wereld. Onze taak is te vechten voor een vrije en gelukkige wereld zodat we zelf vrij en gelukkig kunnen zijn.
4. Naar een begrip van vrijheid
Wat bedoel ik dan met de term ‘vrijheid’ ? Ik zal in het hiernavolgende drie gebruikelijke vrijheidsbegrippen behandelen en ze relateren aan de voorbeelden die ik zojuist heb gepresenteerd. Deze begrippen zijn: innerlijke vrijheid, negatieve vrijheid (vrijheid van…) en positieve vrijheid (vrijheid om…).
Innerlijke vrijheid
“Innerlijke vrijheid” is een religieus concept. In deze term wordt het geloof verwoord dat mensen in staat zijn en de plicht hebben keuzes te maken. Mensen kiezen wat te doen, te denken, hoe te reageren onafhankelijk van de omstandigheden en invloeden van buitenaf. Ze beslissen mee te doen met de meute of hun eigen weg te volgen, zich te gedragen als helden of lafaards, slecht of goed te zijn. Deze innerlijke vrijheid kan niemand wegnemen tenzij je iemands verstand vernietigt.
Dit betekent niet dat omstandigheden en externe druk niet van invloed zouden zijn op iemand’s keuzes. Het betekent alleen maar dat onder gegeven omstandigheden je een keuze maakt uit de verschillende alternatieven. Innerlijke vrijheid is de voorwaarde voor elke andere vrijheid. Neem b.v. het voorbeeld van het onderwijs dat ik eerder heb behandeld. De innerlijke vrijheid om in staat te zijn te besluiten dat onderwijs dat geheel afwijkt van het normale beter zou zijn, ligt ten grondslag aan de bewering dat verplicht staatsonderwijs dwingend is. Zonder de aanname van innerlijke vrijheid zou je niet eens kunnen spreken van dwang.
Negatieve vrijheid
Innerlijke vrijheid is noodzakelijk doch niet voldoende om vrijheid te definiëren. Je kunt niet net zoals Martin Luther King het concept van innerlijke vrijheid aanvoeren om te verdedigen dat je je moet onderwerpen aan de heersende machten. De stelling dat omdat de innerlijke vrijheid de vrijheid is om te geloven en te denken wat je maar wilt het niets uitmaakt of je naar eigen overtuiging kan en mag handelen, is een logische fout. De werkelijke betekenis van innerlijke vrijheid zit juist in de beslissing een bepaalde actie te kiezen en te ondernemen. Gelukkig kan innerlijke vrijheid niet worden afgenomen, maar de actie kan natuurlijk worden onderdrukt. Het is natuurlijk waar dat je ten alle tijden kunt besluiten het protestante geloof aan te hangen. Maar het is even waar dat je kunt worden gehinderd het protestantisme uit te dragen en te beleven.
Negatieve vrijheid houdt de verwijdering in van die hindernissen die je beletten naar eigen overtuiging te kiezen en te handelen. Je wordt niet gehinderd in het uitoefenen van je geloof, het wordt je niet verboden dat te zeggen en te publiceren waarin je gelooft. Je wordt niet gehinderd als je je verenigt met gelijkgestemden en een bepaald doel nastreeft. Je wordt niet gehinderd de goederen die je wilt produceren, te verkopen, te kopen of te consumeren. Deze negatieve vrijheden worden in de anglosaksische taal “liberties” genoemd, een term zonder equivalent in het Duits. Het is de term waarvan libertarisme is afgeleid. Het is dus duidelijk dat libertariërs zich hoofdzakelijk bezighouden met negatieve vrijheid. Libertariërs proberen de negatieve vrijheden die reeds bestaan te verdedigen en tevens hun werkingsgebied uit te breiden. De libertariërs willen b.v. de blokkades opheffen waardoor je kunt beslissen over je eigen onderwijs en dat van je kinderen.
Innerlijke vrijheid is de voorwaarde voor vrijheid, negatieve vrijheid kan het best worden beschouwd als de sociale structuur van vrijheid. De term negatieve vrijheid houdt in dat de maatschappij je niet hindert je beslissingen in acties om te zetten.
Positieve vrijheid
Maar is het verwijderen van de hindernissen voldoende? Wat als je het geld ontbreekt om te publiceren wat je wilt? Wat als je niet over voldoende hersenen beschikt om te beslissen wat het juiste onderwijs is voor je kinderen? Je moet niet alleen bevrijd worden van de hindernissen, je moet ook in positieve zin vrij zijn te handelen. Libertariërs neigen ertoe het begrip positieve vrijheid te wantrouwen. Zij vrezen dat hun pure vrijheidstheorie verwatert door de introductie van het idee van positieve vrijheid. Toegegeven, collectivisten gebruiken de term om hun dwingende maatregelen te propageren, zoals b.v. leerplicht en inkomensherverdeling. Zij denken dat dwingende maatregelen noodzakelijk zijn om de mensen in staat te stellen van hun positieve vrijheden gebruik te maken. Maar deze gedachtengang volgt niet uit het positieve vrijheidsconcept dat we eens volledig en goed dienen te definiëren. Waarom?
Als model kan men b. v. uitgaan van een maatschappij waarin het staatsmonopolie op onderwijs wordt opgeheven maar waarin vervolgens niets gebeurt of verandert. Geen enkele pedagoog besluit een ander curriculum aan te bieden, geen enkele leraar maakt gebruik van een andere leermethode, geen enkele ouder oriënteert zich op alternatieven. In een dergelijke maatschappij zal men zich niet alleen niet bekommeren om deze negatieve vrijheden, doch zullen deze vrijheden volstrekt irrelevant zijn.
Dus, we moeten stellen dat positieve vrijheid, d.w.z. het gebruik maken van de negatieve vrijheden (indien aanwezig), datgene is waarnaar wij uiteindelijk streven. Om het anders te stellen: omdat we geloven in innerlijke vrijheid zijn we er zeker van dat mensen voor zichzelf willen beslissen. Op het moment dat je de hindernissen wegneemt, de negatieve yrijheden of ‘liberties’ toestaat, zullen de mensen voor zichzelf gaan beslissen. En de beslissingen die ze zelf voor zichzelf maken, zullen beter uitwerken dan die beslissingen die hen onder dwang zijn opgelegd. Maar natuurlijk, libertariërs vinden dat positieve vrijheid niet onder dwang mag en kan worden opgelegd. De logica sluit het concept van dwang uit als instrument om de mensen in positieve zin gebruik te laten maken van hun negatieve vrijheden.
4.Slotopmerking
Met verontschuldigingen aan het adres van de volgers van Ayn Rand, wil ik mijn slotopmerkingen beginnen met een citaat van de grote Duitse filösoof Immanuel Kant: “Nadat de mensen zijn vrijgemaakt zullen ze natuurlijk beginnen met de verkeerde beslissingen te nemen. Maar er is geen andere wijze om hen te leren gebruik te maken van de vrijheid dan door hen de vrijheid te verlenen”.
Het eerste en tweede gedeelte van mijn lezing samenvoegend wil ik beluiten met mijn boodschap: Het is nodig dat we proberen vrij te handelen in een onvrije wereld. Alleen door vrij te handelen kunnen we een claim leggen op vrijheid en kunnen we leren hoe de vrijheid te gebruiken. Doch we zullen geen vrijheid vinden als we er niet in slagen een vrije wereld op te bouwen”.